In 2008 verraste kunstcriticus Hans den Hartog Jager ons met Dit is Nederland in tachtig meesterwerken, een persoonlijke kijk op de hoogtepunten van de vaderlandse schilderkunst. Voor het historische vervolg Verleden in verf. De Nederlandse geschiedenis in veertig schilderijen werd het team Den Hartog Jager en kunsthistorica Esther Darley – zij deed de research voor beide boeken – uitgebreid met boekenman Pieter Steinz.
Gezamenlijk presenteren zij veertig schilderijen die tezamen de vaderlandse geschiedenis verbeelden. Op twee overlappingen met de vorige uitgave na, de vroege Elisabethsvloed (ca. 1490) en het late The Neighbour (2005), Marlene Dumas’ portret van Mohammed B., zijn het andere kunstwerken die nu centraal staan. Het resultaat is de Nederlandse geschiedenisbeeldcanon volgens Den Hartog Jager en Steinz, smakelijk opgediend in korte essays met afbeeldingen.
Een aanstekelijke route
De lezer krijgt een aanschouwelijke route door de tijd voorgeschoteld, van Het hunebed van Tynaarlo door Willem Roelofs (1870) tot Dumas’ schilderij. Onderweg stuit hij op aangename verrassingen, zoals Velázquez’ Overgave van Breda (1634), dat het verhaal van de overgave in 1625 laat zien vanuit Spaans perspectief, wat door Den Hartog Jager enthousiast wordt benadrukt. In hun inleiding lichten de auteurs hun keuzes toe: steeds moest een balans worden gezocht tussen het belang van het verhaal enerzijds en de kwaliteit van het schilderij anderzijds. Bij Velázquez zit dat wel goed, evenals bij de meeste andere historische voorstellingen waarvan de kwaliteit buiten kijf staat, zoals Rembrandts Eedverbond der Batavieren (1662). Zeven van de veertig hoofdstukken zijn vaardig opgehangen aan portretten van bekende personen, van Karel de Grote tot Thorbecke.
Het wordt al lastiger wanneer belangrijke gebeurtenissen pas vele jaren later zijn geschilderd, zoals de romantische weergaven van de dertiende-eeuwse graaf Floris V die het lijk van zijn vader aantreft (Jozef Israëls, ca. 1852) of Kenau Hasselaers heroïsche optreden tijden het beleg van Haarlem van 1572-73 (Charles Rochussen, 1853). Beide schilderijen maken deel uit van een eerdere beeldcanon, de negentiende-eeuwse Historische Galerij van Jacob de Vos (Amsterdam Museum), en hebben daaruit als enige de selectie gehaald.
Maar ook hier, of júíst hier manifesteert zich de kracht van het boek: verbeelde geschiedenis is immers altijd geïnterpreteerde werkelijkheid - en dat is bij sterk nationalistisch gekleurde visies als die van de Galerij De Vos prettig inzichtelijk te maken. Trouwens, in al hun historische uitweidingen weten beide auteurs de verbinding tussen een cruciale gebeurtenis of sleutelfiguur uit de geschiedenis en de verbeelding daarvan knap te waarborgen door altijd weer terug te keren naar het schilderij dat het uitgangspunt van het vertoog is.
Wat mist en misging: de achttiende eeuw, Arti & Amicitiae, Karel de Stoute
Toch een enkele kanttekening: in deze beeldcanon is de achttiende eeuw nagenoeg volledig afwezig. Kom je daar nog mee weg in Dit is Nederland, omdat het daar ging om Den Hartog Jagers persoonlijke keuze van ‘meesterwerken’, het ontbreken van het Pachtersoproer, de Patriottentijd of de Bataafse Republiek in de huidige publicatie komt merkwaardig over. Waren deze klassieke thema’s in de ogen van de auteurs niet belangrijk genoeg?
Het argument dat het verleden in dit geval niet goed genoeg in verf zou zijn gebracht, is elders in het boek geen beletsel om bepaalde gebeurtenissen wel op te nemen, met als hoogtepunt J.H. Isings’ Noormannen voor Dorestad (1927), dat overigens als enige van de veertig geen schilderij is. Voor de achttiende eeuw had, afgezien van de reeds genoemde thema’s of een portret van een stadhouder, een van Adriaan de Lelie’s groepsportretten voor de Maatschappij Felix Meritis niet misstaan, te meer omdat daarmee het onderwerp van de Verlichting in Nederland adequaat had kunnen worden behandeld.
Een andere omissie is het ontbreken van tenminste één schilderij uit die andere negentiende-eeuwse canon, de Historische Galerij van Arti & Amicitiae, die kort na die van Jacob de Vos is ontstaan. De reeks van 102 schilderijen is weliswaar in 1895 geveild en uiteengevallen maar met enig speurwerk had men juweeltjes van romantische geschiedenisbeleving kunnen aantreffen, die juist in dit boek op hun plaats waren geweest. Misschien zelfs met achttiende-eeuwse thema’s, hoewel die in de minderheid zijn, of met het eerste schilderij uit de reeks, dat nog steeds in Arti hangt: Neêrlands woeste toestand door Johannes Bilders (1861). Natuurlijk, het betreft hier een persoonlijke keuze. Maar aangezien de reeks ook in de inleiding niet wordt genoemd, krijg je als lezer de indruk dat de auteurs deze belangrijke beeldbron hebben gemist.
Ten slotte moet worden geconstateerd dat een strengere redactie een aantal slordigheden in de tekst had kunnen voorkomen. Kleinigheden als een ten onrechte als ‘1673 gedateerd’ opgevoerd maar ongedateerd schilderij van Berckheyde, dat tevens het omslag siert, of een foutieve bruikleenvermelding van een schuttersstuk – het Rijksmuseum leent die van de stad Amsterdam en niet andersom) – vallen misschien alleen medewerkers van het Amsterdam Museum op. Maar zelfs de niet ingewijde lezer zal gaan twijfelen bij twee verschillende geboortejaren van Karel de Stoute, die daarna ook nog eens merkwaardig vroeg zijn vader zou hebben willen vermoorden; ‘1446’ moet zijn 1466!. Vondels treurspel Palamedes, gepubliceerd in 1625, wordt daarentegen veel te laat gedateerd, waardoor de bespreking van het schilderij met Van Oldenbarnevelt op losse schroeven komt te staan. In 1657 verscheen wél Vondels Stockske van Oldenbarnevelt.
Deze kanttekeningen ten spijt raad ik het boek van harte aan als leesvoer voor op het nachtkastje of op de koffietafel. De goed geschreven hoofdstukken zijn gemakkelijk in kleine porties te consumeren als geboekstaafde minilezingen rond de gekozen kunstwerken, compleet met ondersteunende afbeeldingen waar nodig. Een must voor iedere geschiedenisliefhebber, museumbezoeker en conservator!