In 1972 is Abdul in Amsterdam komen wonen als tweede generatie gastarbeider, nadat zijn vader het gezin in 1960 was voorgegaan. Eigenlijk voelde hij zich gelijk thuis in de stad. Daar heeft het Oosterpark aan bijgedragen. Hij is nu inmiddels bijna 65 en komt er al bijna vijftig jaar, het park voelt voor hem als een vertrouwde plek. Hij kan met iedereen opschieten. Het maakt niet uit of het ‘alcoholisten, Marokkaanse mensen, Surinaamse mensen, Turkse mensen of mensen van een andere nationaliteit zijn, want we zijn gewoon een soort familie van elkaar’. Hij wijst naar de overkant van het water waar achter een sportinstallatie enkele mensen met elkaar in gesprek zijn. 'Dat zijn typisch Amsterdammers, je ziet het gewoon en je hoort het aan hoe ze praten,' vertelt hij.
Op diezelfde plek stond vroeger een houten piramide waar hij graag kwam. Het was een klein cafeetje waar je koffie, thee en een biertje kon drinken, zowel in de zomer als in de winter. Maar zijn lievelingsplek in het park is toch wel het grote grasveld, dat de échte mensen uit Amsterdam-Oost beter kennen als het ‘grote veld’. Hier voetbalde hij regelmatig in de jaren ’70 en ’80. Twee van de jongens met wie Abdul voetbalde zijn uiteindelijk ook naar Ajax gegaan, de ‘beste spelers van Ajax in die tijd, die jongens speelden hier echt met ons’.
Abdul heeft het park door de loop van tijd wel zien veranderen. Het slopen van de piramide en een opvangstichting annex buurthuis heeft het park mooier gemaakt, maar hij mist wel de sociale interactie. Het was een plek waar allerlei soorten mensen deelnamen aan allerlei verschillende activiteiten, zoals de bingo waar Abdul altijd van genoot. ‘Ze maken iets moois, maar halen ook iets moois weg’, concludeert hij. Dit gesprek maakt mij duidelijk hoe onmisbaar parken zijn. Voor de frisse lucht, maar vooral ook voor het contact met andere mensen. Het Oosterpark is de lievelingsplek van Abdelkader, maar bekenden mogen hem Abdul noemen.