Noord is hip. Van natuurwijnzaken, tot veganistische restaurants en uitgaansgelegenheden: in Noord gebeurt het. Het is dan ook moeilijk voor te stellen dat Amsterdam-Noord zestig jaar geleden een plek was waar je “liever niet kwam” en liever niet je kinderen wilde opvoeden. Het was voor de ouders van de destijds zesjarige Frans de reden om in 1960 van Amsterdam-Noord naar Buitenveldert te verhuizen.
Maar Frans is terug, al zo’n dertig jaar, en inmiddels is hij niet meer weg te denken uit de buurt: hij is aandeelhouder en voorzitter van Café ’t Sluisje aan de Nieuwendammerdijk, al tien jaar voorzitter van Tennisvereniging TOB en met zijn adviesbureau heeft hij meegewerkt aan diverse transformatieprojecten in Noord. Hij voelt een grote betrokkenheid bij de buurt en met name bij de tennisvereniging.
Frans en ik spreken af in het gloednieuwe clubhuis van TOB. Hij heeft alvast zijn tenniskleding aan, want later die avond gaat hij nog een potje spelen. “TOB is een typische Amsterdam-Noord-Club” vertelt Frans me. Toen TOB in 1947 werd opgericht was het vooral een club voor de arbeiders in Tuindorp Oostzaan. “Maar zoals Amsterdam-Noord de laatste jaren sterk is veranderd, verandert ook de club.” Ten goede, vindt Frans, want de diversiteit die is ontstaan binnen de vereniging vindt hij ontzettend leuk. “Nu hebben we academici die lid zijn, tien jaar geleden waren die er nog niet.”
Tegelijkertijd is het belangrijk dat het divers blijft en dat de oorspronkelijke Tuindorpers niet verdreven zullen worden door bijvoorbeeld hoge huizenprijzen. Het bestuur van TOB houdt vast aan een schappelijke contributie, want “de club moet voor iedereen betaalbaar blijven.” Die sociale verantwoordelijkheid lijkt een belangrijk aspect voor Frans en de vereniging. “We hebben al eerder enkele asielzoekers bij TOB weten te betrekken en we zijn aan het kijken of we binnenkort wat voor Oekraïense vluchtelingen kunnen betekenen.”
De combinatie van sportiviteit, competitie en het verenigingsleven zijn voor Frans belangrijke aspecten om bij de club betrokken te blijven. “We zijn dan misschien een kleine tennisvereniging, maar dit doet niet af aan ons fanatisme.” De gezelligheid en onderlinge betrokkenheid die hieruit voortkomen geven hem toch een beetje het verenigingsgevoel dat hij stiekem mist in het nuchtere Amsterdam. “Het feit dat je hier iedereen kent is uniek.” Inmiddels is het acht uur, de instuif begint en Frans moet de baan op.