Een half jaar geleden ontmoette ik Maartje van Gelder, die me vertelde over haar onderzoek naar Nederlandse kapers die zich in Noord-Afrika bekeerden tot de islam ten tijde van de 80-jarige oorlog. Ik vertelde haar over het onderzoek waarop mijn collega Vanessa Vroon-Najem zou promoveren: bekering van Nederlandse vrouwen tot de islam in het Amsterdam van nu. Die ontmoeting resulteerde in een dubbellezing in het NRC-café.
Net zoveel verdienen ‘als een Turck’
Maartje van Gelder vertelde over de Nederlandse mannen die in verschillende havensteden in Noord-Afrika, overgingen tot de islam, omdat dat meer economische mogelijkheden bood. Ze werden ‘Turks’. Zo werd dat vaak genoemd, omdat het grootste deel van Noord-Afrika onderdeel was van het Ottomaanse Rijk. ´Liever Turks dan paaps´ was een van de strijdkreten van de Nederlandse opstandelingen tegen Spanje. Maartje vertelde mooie verhalen, bijvoorbeeld over Jan Janszuit Haarlem, die zich na zijn bekering Moerad Rais ging noemen. Hij schopte het zelfs tot gouverneur van een klein plaatsje in Marokko. Zijn dochter uit Haarlem, die hij 20 jaar niet gezien had, kwam hem daar opzoeken en lijkt te zijn gebleven. In hoeverre hij een Nederlandse levensstijl behield, weten we niet.
Verzameling voorhuiden
Maartje had niet, zoals Vanessa, de mogelijkheid om de mannen waar ze onderzoek naar deed te interviewen. Ze was aangewezen op schriftelijke bronnen, waarvan de meest bizarre wel een acte uit 1665 was waarin het verhaal opgetekend staat van een Haarlemmer die (veertig jaar eerder) in Algiers regelmatig over de vloer kwam bij Jan Jansz/Moerad Rais. Hij vertelt in deze bron dat hij op een dag ontvangen werd bij zijn moslimvriend die hem een verzameling voorhuiden in zijn slaapkamer toonde. Alleen dat dingetje afsnijden en de Haarlemmer zou net zoveel kunnen verdienen ‘als een Turck’. Nee, was het antwoord. Maartje had enige twijfel bij de betrouwbaarheid van deze bron. Interessant aan het verhaal is dat het kennelijk normaal was dat christenen en bekeerlingen bij elkaar over de vloer kwamen. Over de gevoelens van de bekeerde mannen kon ze, wegens gebrek aan bronnen, niet veel vertellen.
‘Mijn dochter is Turks geworden’
Daar lag juist het accent op bij de Nederlandse vrouwen die Vanessa Vroon-Najem onderzocht heeft voor haar promotieonderzoek, nu nog verbeeld in de tentoonstelling Bekeerd, moslim worden – moslim zijn, in het Amsterdam Museum (tot en met 14 september). Deze Nederlandse vrouwen hebben zich niet bekeerd uit ‘functionele’ redenen, zoals een huwelijk, maar uit spirituele motieven. Hun omgeving interpreteert hun keuze voor hun nieuwe geloof vaak als een keuze voor een nieuwe nationaliteit of etniciteit: ‘mijn dochter is Turks geworden’.
Halal frikandel
Voor de vrouwen zelf is er geen sprake van een complete breuk. Ze houden nog steeds van frikadel, alleen moet het nu een halal frikadel zijn. De lezingen riepen veel vragen op uit de zaal van voornamelijk zo te horen niet-islamitische Nederlanders. Het debat ging over de complexiteit van verdragen in de 17de eeuw, maar ook of er niet een te lieftallig beeld van de islam geschetst werd. Was er niet sprake van veel meer dwang?
Hoe ‘Turks’ moet je worden als je je bekeert? Ik vermoedde dat in de gespreksgroepen van bekeerlingen wel veel gepraat zou zijn over de uitspraak van de Turkse vicepremier Bülent Arinç, dat vrouwen niet mogen lachen in het openbaar. Vanessa vertelde me dat het daar eigenlijk nooit ging over de politiek in andere landen. De vrouwen met hoofddoek die op de lezing waren, lapten de uitspraak van Arinç in ieder geval aan hun laars.