Kom naar de tentoonstelling 'Graffiti. New York meets the Dam' om de graffiti begrippen in beeld te zien. Hier hebben we de woordenlijsten voor jou onder elkaar gezet: de Graffiti woordenlijst uit New York en uit Nederland.
(Ga direct naar de Nederlandse Graffiti woordenlijst)
Graffiti woordenlijst New York
Bite:
Copy another writer's style.
De stijl van een andere schrijver kopiëren.
Bomb:
Paint many surfaces in an area.
Vele oppervlakken in een gebied beschilderen.
Buff:
Remove painted graffiti with chemicals and other instruments, or to paint over it.
Geschilderde graffiti met chemicaliën of ander gereedschap verwijderen, of eroverheen schilderen.
Burn:
Beat a competitor with a style.
Een concurrent verslaan op stijl.
Crew:
Loosely organized group of writers.
Losjes georganiseerde groep schrijvers.
Fame:
What a writer achieves when he or she is up around the entire city or country.
Wat een schrijver bereikt als hij of zij 'up' is in de hele stad of het hele land.
Going Over:
Paint on top of another writer's graffiti.
Over de graffiti van een andere schrijver heen schilderen.
King:
A writer especially respected among other writers.
Een schrijver die door andere schrijvers zeer wordt gerespecteerd.
Piece:
Short for masterpiece. A large and labor intensive graffiti painting.
Afkorting van masterpiece (meesterwerk). Een groot en arbeidsintensief graffitikunstwerk.
Piece book / Blackbook:
Book with graffiti designs and photos.
Boek met graffitiontwerpen en foto's.
Racking:
Stealing paint, markers and caps.
Verf, stiften en caps stelen.
Tag:
A stylized signature, normally done in one color.
Een gestileerde handtekening, meestal uitgevoerd in één kleur.
Throw up:
A name painted quickly with one color outline and one layer of fill color.
Een snel geschilderde naam met een omlijning in één kleur en één laag kleur als opvulling.
Top to bottom:
Pieces on trains that cover the whole height of the car.
Pieces op treinen die de gehele wagon bedekken.
Toy:
Inexperienced or unskilled writer.
Beginnend of onbedreven schrijver.
Up:
Writers become up when their work becomes widespread and well known.
Schrijvers worden 'up' als hun werk wijdverbreid en bekend wordt.
Wildstyle:
Graffiti with stylized text, often with interlocking, three dimensional type.
Graffiti met gestileerde tekst, vaak met in elkaar grijpende, driedimensionale letters.
Writer:
A practitioner of writing, a graffiti artist.
Een schrijver, een graffitikunstenaar.
Yard:
Depot for (underground) trains.
Remise voor treinen/metro's.
Wij hebben geprobeerd alle rechthebbenden van het beeldmateriaal te achterhalen. Personen of instanties die menen dat hun rechten desondanks niet gerespecteerd worden, kunnen contact opnemen met de webredactie.
Graffiti woordenlijst Nederlands
Banaan:
Gele trein.
A yellow train.
Biten:
Een andere schrijver nadoen.
To copy another graffiti artist.
Blackbook:
Beelddagboek met ontwerptekeningen, foto’s en tags.
An image diary containing design sketches, photographs and tags.
Blik of Bus:
Spuitbus.
Spray can.
Bomben:
Een object of stuk stad helemaal volspuiten.
To completely cover an object or part of the city with graffiti.
Buffen:
Graffiti verwijderen met schoonmaakmiddelen of oververven.
To remove graffiti using cleaning products, or to paint over it.
Burnen:
Een rivaliserende schrijver overtreffen met je stijl.
To surpass a rival graffiti artist with your style.
Cappy:
Spuitmond van een bus verf.
The nozzle of a spray can.
Crossen:
Over het werk van een andere schrijver gaan (ook spitten genoemd).
To cover or alter another graffiti artist’s work (also called ‘spitten’).
Graffen:
Graffiti schrijven.
Make graffiti.
Hangout:
Plek waar schrijvers bij elkaar komen.
A place where graffiti artists meet up.
Hall of Fame:
Plek waar veel graffiti geschreven en gespoten wordt.
A place where a lot of graffiti is written and sprayed.
Hofrocker:
Schrijver die alleen maar werk maakt in Hall of Fame.
A graffiti artist who only does graffiti in a Hall of Fame.
Keetje:
(Rijdende) bouwkeet.
A (portable) site hut.
King:
Een zeer gerespecteerde schrijver.
A well-respected graffiti artist.
Klauwen:
Stelen van verf, spuitbussen en stiften.
To steal paint, spray cans and markers.
Piece:
Afkorting van masterpiece, een groot graffitiwerk.
Abbreviation of masterpiece, a large graffiti work.
Pinda:
Goederenwagon.
A truck.
Schrijver:
Iemand die graffiti maakt.
A graffiti artist (‘writer’).
Taggen:
Snelle graffitihandtekening zetten.
A quick graffiti signature.
Throw-up:
Een middelgrote graffitinaam, meestal tweekleurig met outline en snelle fill-in.
A medium-sized graffitied name, usually in two colors, outlined and quickly filled in.
Top-to-bottom:
Een piece die een trein van onder tot boven bedekt.
A piece that covers a train from top to bottom.
Toy:
Beginnende of slechte graffitischrijver.
A fledgling or bad graffiti artist.
Treinschrijvers:
Graffitischrijvers die alleen op treinen werken.
Graffiti artists that only work on trains.
Up:
Als je naam overal in de stad staat.
When your name can be seen all around the city.
Wandje rocken:
Een muur volspuiten.
To cover a wall in graffiti.
Wildstyle:
Graffiti met gestileerde, in elkaar gestrengelde, vaak 3-dimensionale letters.
Graffiti with stylized, intertwined, often 3-dimensional letters.