Miniatuurzilver weerspiegelt in het klein de grote wereld om ons heen. Velen zijn er in de loop der eeuwen door gefascineerd. Een van hen was de negentiende-eeuwse verzamelaarster Sophia Adriana Lopez Suasso-de Bruijn. Deze rijke Amsterdamse weduwe telde ooit op een veiling een fiks bedrag neer voor twee zilveren miniaturen. Een koetsje en een ‘speelwagen’ kostten haar 325 gulden (nu ruim 3.800,- euro). Een ‘ongehoorde prijs’ vond ze zelf, maar ze moest en zou ze hebben. 
De financiële aderlating vormde geen beletsel om op grote schaal door te verzamelen. Toen mevrouw Lopez Suasso in 1890 overleed, telde haar verzameling ongeveer 700 zilveren miniaturen.

Na haar dood liet zij haar collectie na aan de stad Amsterdam. De miniaturen werden opgesteld in het gloednieuwe, mede met haar geld bekostigde, Stedelijk Museum. In het begin wist men niet goed raad met het zilveren ‘speelgoed’ van mevrouw. Miniaturen werden toen nog nauwelijks museumwaardig geacht, zeker niet door directeuren en conservatoren. Bezoekers dachten daar anders over en al snel behoorden de zilveren voorwerpjes tot de publiekslievelingen van het Stedelijk. De opstelling prikkelde de burgerzin van anderen. Zo legateerde Justus L. Sanders in 1931 262 miniaturen en ander kleinzilver in een fraai mahoniehouten kastje aan het museum. Tien jaar later
volgden 184 miniaturen uit de nalatenschap van de Amsterdamse zakenman Edwin vom Rath. Na de oorlog kwam de collectie onder beheer van het Amsterdams Historisch Museum (nu Amsterdam
Museum) en is de verzameling door bruiklenen en aankopen verder uitgebreid.

Amsterdam

De huidige verzameling van het Amsterdam Museum telt zo’n 1200 zilveren miniaturen, van de zeventiende tot en met de negentiende eeuw, gemaakt in verschillende Nederlandse steden. Verreweg de meeste zijn van Amsterdamse makelij. Het maken van kleinwerk, naast miniaturen, bijvoorbeeld stempels en naaldenkokers, was in de achttiende eeuw een typisch Amsterdamse specialiteit. Tussen 1660 en 1800 waren in de stad ongeveer 300 zilversmeden werkzaam. Van hen waren 37 specialist op het gebied van miniaturen, nog eens 13 maakten ze met grote regelmaat. Binnen één familie werd het ambacht soms generaties lang uitgeoefend. Voorbeelden zijn leden van de families Van Strant, Van Geffen en Van Somerwil. In de negentiende eeuw waren vader en zoon Held productieve makers van miniaturen. Amsterdam was toen echter al overvleugeld door Schoonhoven.