‘Eerder nog boot en kruid en mij de lugt in,’ schrijft Jan van Speijk in een brief aan zijn nicht. Hij commandeert de Nederlandse vloot tijdens de opstand van België, dat zich van Nederland wil afscheiden. Wanneer zijn kanonneerboot in de Antwerpse haven dreigt overmeesterd te worden, voegt hij de daad bij het woord: op 5 februari blaast hij zijn boot op. Met zichzelf, maar ook met zijn bemanning.
De Belgen winnen de strijd, maar in Nederland wordt Van Speijk als een held vereerd. Zijn lijk – wat ervan over is – wordt bijgezet in de Nieuwe Kerk, nabij het praalgraf van de 17de-eeuwse zeeheld Michiel de Ruyter. Van Speijk was opgegroeid als wees in het Burgerweeshuis – hier in dit gebouw. Een gedenksteen op de binnenplaats herinnert aan hem.
Jan Willem Pieneman, 1831 en Hendrik Breukelaar, 1832. AM, SA 8308 en SB 4855.