Een heer droeg een hoed, een man een pet: dat was een ongeschreven regel. Het dragen van een hoed of pet gaf je rang op de maatschappelijke ladder aan.
De zwarte hoge hoed is de netste van alle hoeden. In 1797 droeg de Engelse hoedenmaker John Hetherington hem voor het eerst. Voorbijgangers reageerden ontzet op deze nieuwe creatie in de vorm van een kachelpijp. Hetherington werd veroordeeld tot een geldboete. Maar de hoge hoed werd populair. In de 19de eeuw was het de meest geliefde hoed ooit.
Buitenshuis droeg een heer altijd een hoge hoed, in combinatie met een wandelstok. De stok kon dienen als steun of als wapen, maar was vooral een accessoire. In de 18de en 19de eeuw, en de eerste helft van de 20ste eeuw, droegen jonge mannen en oudere heren een wandelstok, ook als ze nog goed ter been waren.
De stokken waren van mooi hout. Het duurste onderdeel was de knop. Knoppen van wandelstokken werden gedecoreerd met kostbare materialen en waren een teken van voornaamheid en autoriteit.