Vanaf 1830 komt de nadruk steeds meer te liggen op wijduitstaande rokken. Door vele onderrokken te dragen wordt dit effect bereikt. De zware rokkenvracht voldoet haast niet meer om voor het gewenste wijde silhouet te zorgen, en rond 1840 worden er verstevigde rokken van paardenhaar gemaakt. Omdat de rokken vervolgens nog wijder worden, voldoen de vele onderrokken of de verstevigde onderrok niet meer. Het gewenste effect moet op een andere manier bereikt worden. De introductie van de hoepelrok of kooicrinoline in 1856 biedt uitkomst. Deze nieuwe onderrok bestaat uit stalen hoepels die met katoenen banden aan elkaar verbonden zijn. Het rondom aanbrengen van stroken benadrukt de grote rokomvang. De getoonde japon is hier een voorbeeld van.
Deze zwarte, modieuze japon is van wollen mousseline, met wijduitlopende mouwen, strak sluitend lijfje en vijf stroken op de rok. Het lijfje met V-hals loopt van voren in een punt, zoals gebruikelijk in deze periode. Onder het lijfje zou een onderlijfje of blouse gedragen worden, die hoog in de hals sloot.
Middenvoor onder de punt van het lijfje is een horizontale scheur in de rok dichtgenaaid, waardoor de rok iets optrekt. Vermoedelijk is er een losse zwarte voering bij de rok geweest. Voor de foto is er nu een lichte onderrok om alle stroken te laten zien.
Zwarte japonnen uit deze periode zijn niet veel bewaard.