Tekeningencollecties hebben door hun kwetsbaarheid en kleine afmetingen niet de grootste aantrekkingskracht op mensen. Toch heeft iedereen wel eens een tekening gemaakt, al was de laatste keer misschien als kind. Hoewel deze persoonlijke tekeningen misschien niet museumwaardig zijn, zorgt de realisatie dat iedereen heeft getekend ervoor dat de afstand tussen de toeschouwer en het kunstwerk verkleint. Met als resultaat dat men zich makkelijker kan verplaatsen in deze kunstvorm.

Met deze realisatie in het achterhoofd moet ook Twee buitenzittende tekenaars van Jan de Bisschop (1628-1671) bekeken worden. Deze scène is misschien niet zo spectaculair in vergelijking met grote composities in 17e-eeuwse schilderijen. Het bijzondere van deze tekening is dan ook juist dat het je de mogelijkheid geeft je in te leven in het exacte moment waarop de kunstenaar zijn pen oppakte, 350 jaar geleden.

Stel je voor dat je met twee kunstenaarsvrienden op pad bent om een voorstelling te tekenen. Ieder mens kan zich inleven in het moment dat De Bisschop eerder klaar was dan zijn collega’s en in een snelle krabbel dit tafereel vastlegde. Beschouwde hij deze tekening als een op zichzelf staand kunstwerk? Waarschijnlijk niet. Dat doet echter niets af aan het persoonlijke gevoel dat je bij deze tekening krijgt. De tekening biedt de hedendaagse toeschouwer een inkijkje in de dagelijkse gang van zaken van Jan de Bisschop en zijn vrienden. Dit kunstwerk daagt daarnaast ook uit om zelf te gaan tekenen, om zelf dit soort alledaagse momenten vast te leggen. In de wachtruimte bij de tandarts, buiten in het park of zittend op een terras; de wereld zit vol mooie tekeningen die door iedereen voor de eeuwigheid vastgelegd kunnen worden.

 

Mike Hermsen - student kunstgeschiedenis Universiteit van Amsterdam