Roel komt hier “zo’n beetje iedere dag,” al bijna dertig jaar. Hij heeft het park zien veranderen. “Tja, het kapitaal overwint,” verzucht hij terwijl hij wijst naar wat kantoorgebouwen naast het park. “Dat daar was vroeger ook allemaal park, die RAI heeft ervan afgepikt.” Anne blijft positief, “het is wel een grote luxe dat dit er nog is binnen Amsterdam.” Ze vinden het beiden, zeker nu, belangrijk dat plekken als deze worden behouden, want “Amsterdam wordt natuurlijk compleet volgebouwd op dit moment.” Ze hopen dat hun Beatrixpark niet wordt zoals de drukkere Amsterdamse parken. “Als je in het Vondelpark komt, word je doodgereden door een skeeler!”
“Door aandacht te besteden aan dit park zou het museum kunnen aantonen hoe waardevol het is,” hoopt Anne. De exotische begroeiing siert de kronkelige paden die langs de vijver lopen. “Die bomen heb ik allemaal wel gezien hoor,” grapt Roel, “maar voor de liefhebbers zijn er veel verschillende soorten te bewonderen.” Anne wijst naar de naamplaatjes op de stammen, “Het is hier ook nog erg leerzaam!” Dit maakt het volgens haar een soort museum, want “een museum heeft ook een educatief doel.”
Over de vraag of het park zou passen in de collectie van het Amsterdam Museum twijfelt Anne dan ook niet. “Kijk die twee bomen staan, alleen dat zijn al kunstwerken!” Aan de waterkant staan twee met elkaar vergroeide treurwilgen. Hun hangende takken omhullen het pad dat tussen hen doorloopt. “Daar staan we ook wel eens onder te schuilen.” Het liefst komen ze er natuurlijk wanneer de zon schijnt, zodat ze kunnen genieten van de rust in hun park, terwijl de honden vrolijk rondrennen. “Ik zou het een kunst vinden als jullie het Beatrixpark onderdeel kunnen maken van het Amsterdam Museum,” besluit Anne, “dan kom ik kijken!”