Bijna alle mannen dragen een baard of doen hun best er een te laten groeien, een ukelele te bespelen of anderszins nonchalant-hip door het leven te gaan. Maar dat is peanuts vergeleken bij de 'echte' folkmuziek en haar verschijningsvormen.
Ergens in het midden van de stad geeft Seamus Cater op onregelmatige basis huiskamerconcerten. Als je een willekeurige voorbijganger zou vragen wat hij daar onder verstaat, zou hij iets zeggen in de trant van een keurig strijkje met eventueel een piano, een zanger of zangeres die serieuze hoge noten haalt, in het gezelschap van plechtig kijkende mensen. Zo niet bij Seamus en zijn zogenaamde Pest House Series: Engelsman van oorsprong en afkomstig uit een geslacht van Folk-zangers, kwam hij jaren geleden naar Amsterdam om ook hier muziek te maken en op internationaal gebied verschillende vormen van (podium)kunsten met elkaar te verbinden.
Afgelopen zondag speelde hij zelf een aantal nummers op zijn concertina en Fender Rhodes piano waarbij hij bijna fluisterend sprak-zong. De sfeer was intiem en het publiek luisterde aandachtig. Het voelde als een meditatieoefening waarbij je opkomende gedachten kon laten komen en gaan.
Na de pauze waarin een indrukwekkende collectie vinyl op blitse apparatuur werd afgespeeld, was daar Richard Dawson met zijn gitaar for something (almost) completely different. Ook Engelsman, ook muzikant, ook van het folk-genre maar dan van het schreeuw-zang-type. Het meditatieve gevoel ging langzamerhand over in een paradox van ingetogen en toch woeste energie. Het publiek werd aangenaam losgeschoffeld door deze verrassende ‘bard’ die met een lofzang op voorwerpen, ambachten en (ex)geliefden zijn publiek deelmaakte van zijn wereld waarbij hij niet naliet alles te voorzien van droogkomisch commentaar.
Aan het eind van de avond wist ik het zeker; Folkmuziek leeft en geheime concerten hebben de toekomst.