Van paardenhaar tot metaal
Begin 19de eeuw zorgde de mode voor wijde japonrokken ervoor dat vrouwen velen onderrokken over elkaar droegen. De enorme vracht aan kleding die een vrouw moest meetorsen was enorm. In 1839 kwam de Fransman Oudinot Lutel met een oplossing: de sous-jupe Oudinot ofwel de crinoline. De stof van de onderrok bestond uit een ketting van katoen met een inslag van paardenhaar. De naam crinoline is dan ook afgeleid van het Franse woord: crin, wat paardenhaar betekent. Dankzij deze stijve onderrok hoefden vrouwen minder onderrokken te dragen om hetzelfde effect te bereiken.
Als alternatief werd er gedurende de jaren 1850 een wijd gesteven katoenen onderrok met ingenaaide of ingeweven koorden gedragen. De japonrokken bleven echter groeien, waardoor enkele naaisters hoepels van balein in de onderrokken gingen naaien. Het is niet met zekerheid te zeggen wie de hoepelrok heeft uitgevonden. Madame Carette (1825-1889), hofdame van Keizerin Eugénie van Frankrijk, zou hebben gezegd dat couturier Charles Frederick Worth de crinoline het eerst zou hebben geïntroduceerd.
Aan het gebruik van de relatief breekbare baleinen kwam een einde met de uitvinding van de stalen crinoline. De Franse A.C. Milliet verving de baleinen met flexibel staal en de rok met een set verticale banden. Deze nieuwe open constructie werd ook wel ‘cage’ genoemd, het Franse en Engelse woord voor ‘kooi’. Het voordeel van deze open hoepelrok was dat hij een stuk lichter was om te dragen. Maar juist omdat de crinoline zo licht en wijd was, ontstonden er veel ongelukken. Naast dat het lastig was om in en uit een koets te stappen, was hij erg brandgevaarlijk. In contemporaine tijdschriften werd er dan ook herhaaldelijk gewaarschuwd voor de gevaren van de crinoline.
Van handwerk naar machinale productie
De uitvinder van de stalen crinoline was mademoiselle Milliet, die dankzij haar Engelse agent C. Amet op 22 juli 1856 het eerste Engelse patent (No. 1729) kreeg. Hierin stond de hoepelrok als volgt beschreven: “skeleton petticoat made of steel springs fastened to tape”. Nieuwe ontwikkelingen en uitvindingen in materialen (wasbaar of niet) en constructie (klemmetjes of bandjes om de omvang van de hoepelrok aan te passen) werden veilig gesteld middels een patent. Er woedde een flinke concurrentiestrijd tussen confectiebedrijven binnen en buiten Europa, waarvan het Amerikaanse korsetten- en crinolinebedrijf Thomson de grootste was. Amerikanen wilden sneller produceren en kwamen met een patent voor het gebruik van metalen klemmetjes: hierdoor groeide de productie van crinolines enorm.
Naast Milliet en Thomson waren er ook Nederlandse crinoline fabrikanten. De bekendste was het confectiebedrijf M.J. van de Waal & Co te Amsterdam, werkzaam in de zogenaamde ‘lichte’ confectie van katoenen stoffen, met name lingerie en korsetten. In 1859 startte de oprichter Marinus Johannes Van der Waal op 22-jarige leeftijd samen met één naaister zijn confectie bedrijf. Van der Waal begon met de productie van de modieuze ‘crinoline’, die in 1856 in Parijs en Londen was gepresenteerd. Uit een verslag van 1862 blijkt het bedrijf te beschikken over één overhemdfabriek, één crinolinefabriek en maar liefst negen ‘corchettenfabrieken.’
De productie van onderkleding ontwikkelde zich industrieel veel sneller dan die van de bovenkleding. Het verkregen product van de eerste naaimachines was van een mindere kwaliteit dan dat van handwerk. Er werden lagere eisen gesteld bij ondergoed dan bij bovenkleding (de crinoline en de afwerking daarvan was immers niet te zien). Bij het vervaardigen van een crinoline ging het vaak om lange rechte naden, hierbij zorgde de naaimachine voor veel tijdwinst. De zware harde stoffen van de korsetten waren bovendien makkelijker te stikken met een naaimachine dan met de hand. Opvallend is dat van alle ‘kleedingwerkers’ in Amsterdam er ruim 60 procent in een lingeriefabriek werkte. Door dit nieuwe, snellere en goedkopere productieproces was de crinolinemode niet alleen voor de elite, maar ook bereikbaar voor vrouwen uit de lagere klassen.
Achterstevoren
In de collectie van het Amsterdam Museum bevinden zich bijzondere onder- en hoepelrokken. Om een paar voorbeelden te noemen: een paardenharen onderrok (KA 1117), een dubbele crinoline (KA 1131) en een crinolette (halve crinoline) (KA 1192). Tijdens het project ‘Klein en verborgen: Kinderkleding, Miniatuurkleding en Ondergoed’ is het ondergoed gefotografeerd en beschreven. Met de hulp van ondermode-expert Dirk-Jan List kwamen we er al snel achter dat sommige crinolines in het verleden verkeerd op de pop zijn gefotografeerd. Zo is de opening van een crinoline altijd aan de voorzijde, mede om het instappen en dichtmaken te vergemakkelijken. Het merk, ofwel stempel, is dikwijls aan de buitenzijde aangebracht.
Op de dubbele crinoline is er aan de voorzijde in groen een stempel aangebracht: ‘Haute nouveauté B.F. Breveté. Jupon double forme pour: la Ville & le Salon.’ Deze crinoline kon overdag dus ‘enkel’ worden gedragen en voor het avondtoilet kon er een lange sleep aan toe worden gevoegd. Het is bijzonder dat deze betrekkelijk late crinoline (ca. 1865) geheel met de hand is genaaid. In de tweede helft van de 19de eeuw komt de nadruk meer op de achterkant te liggen. De crinolines waren aan de voorzijde plat en wijd aan de achterkant met volume. Bij de crinolette ontstaat aan de achterkant een tournure, wiens kooistructuur aan de binnenkant met touwtjes kan worden gesteld.
Haute couture: de Mini-Crini
Vivienne Westwood presenteerde in de lente/zomer van 1985 haar ‘Mini Crini’ collectie. Geïnspireerd op het Petrushka ballet ontwierp Westwood de mini-crini: een combinatie van de ballet tutu en een 19de eeuwse hoepelrok. De mini-crini’s zijn gemaakt van katoen, dunne tweed, fluweel en buigzame plastic baleinen. Ze zijn sexy, maar toch meisjesachtig, door de drukke prints gebaseerd op Disneytekenfilms: polka dots, sterren en strepen. De historische constructie in een nieuw ‘jasje’ laat de interesse zien van de ontwerpster in historische kostuums.
Zoals de meeste modeontwerpers eindigde Jean Paul Gaultier zijn Haute Couture herfst/winter modeshow van 2008/2009 met een bruid. Haar sluier heeft echter plaats gemaakt voor een lange uitlopende crinoline. Ook in zijn collecties van 2010 en 2014 maakt de crinoline (ditmaal op zijn originele plaats) een come-back. Ook andere bekende modeontwerpers experimenteren met de vormentaal van de hoepelrok: Valentino (herfst 2010), Giles (lente 2010), Alexander McQueen (Lente 2013) en Dolce & Gabbana (lente 2013).
Steampunk: 19de eeuwse fantasy
Niet alleen op de catwalk spreekt de crinoline tot de verbeelding. Ook in de hedendaagse 'fantasyscene' zien we hem geregeld opduiken. Steampunk is een subgenre van de fantasywereld en draait om verhalen die zich afspelen in de 19de eeuw. De opkomst van de industriële revolutie en het gebruik van stoomkracht staan hierin centraal. De fascinatie voor de eerste machines en technologische ontdekkingen komt tot uiting in de steampunkkostuums. De verkleedkostuums, gebaseerd op de mode uit de 19de eeuw, worden verrijkt met ‘nieuwe’ uitvindingen. Hierin zien we de crinoline ook vaak terugkomen. Soms deels zichtbaar, maar vaker bedoeld als ‘sexy’ bovenkleding. Het functionele aspect van de crinoline is hierbij ondergeschikt geraakt. Hij dient echter wel als toonbeeld van de ontwikkelingen in de confectie industrie.
Met dank aan Dirk-Jan List, zie: http://www.dirkjanlist.nl/
Literatuur
Annemarie den Dekker, Rijk gekleed – Van doopjurk tot baljapon 1750-1914, 2005 p. 54-55.
Elizabeth Ewing, Dress and undress : a history of women's underwear, p. 69 t/m 84 Londen 1978.
Madelief Hohé, Romantische Mode, Mr Darcy meets Eline Vere, catalogus bij de gelijknamige tentoonstelling in het Gemeentemuseum Den Haag, p. 39 t/m 44, 84 t/m 87.
C.M. Klatte, Crinolines, korsetten en beha's als industrieproducten: Wala een succesmerk : geschiedenis van de Koninklijke Manufactuur Industrie van M.J. van de Waal & Co. te Amsterdam; 1859-1968, p. 65-90 2001.
Kostuum – Jaaruitgave van de Nederlandse Kostuumvereniging voor mode en streekdracht, Onderkleding en het modesilhouet van de vrouw – 18de eeuw tot de eerste wereldoorlog (1914), p. 22 t/m 33.
J.N. de Vries, Fred van der Laken, Dirk-Jan List, Lijn in balein, tentoonstellingscatalogus Historisch Kostuum Museum, Utrecht, 1987.
Links
http://wp.dirkjanlist.nl/wp.dirkjanlist.nl/crinoline/
http://www.vam.ac.uk/content/articles/v/vivienne-westwood-designs/ : Wilcox, C, ‘Vivienne Westwood’, V & A Publications, 2004, p. 20
http://www.vam.ac.uk/content/articles/c/corsets-and-crinolines-in-victorian-fashion/
https://nl.wikipedia.org/wiki/Steampunk