Schriftelijke bronnen, zoals bedrijfsarchieven van de firma Spijker of van de toeleveringsfirma’s van het goud, zijn er helaas niet meer. Bij het onderzoek voor de tentoonstelling spraken we vaak mensen met Surinaamse roots die ervan overtuigd zijn dat het goud van de koets uit Suriname kwam. Is de urban legend van het Surinaamse goud op een andere manier te bewijzen? Er was in deze Nederlandse kolonie in ieder geval een goudboom aan het einde van de 19de eeuw, net als in Zuid-Afrika, geen kolonie meer van Nederland, maar wel een land waarmee sterke banden waren rond 1900.
Samenwerking
De zoektocht naar de mogelijke herkomst van het goud begon bij de Rijksdienst Cultureel Erfgoed, waar onderzoeker Ineke Joosten net zo gefascineerd bleek over deze kwestie als Amsterdam Museum conservator Annemarie de Wildt. Ineke zocht contact met prof Gareth Davies van de Vrije Universiteit, die onderzoek doet naar de herkomst van allerlei materialen, vaak in samenwerking met musea. Maar om daadwerkelijk uitspraken te kunnen doen over het goud van de koets, is het nodig om het te vergelijken met goud dat in die periode gewonnen is. Gelukkig was het Naturalis Biodiversity Centre bereid om een aantal ertsen en goudklompjes uit Suriname en Zuid Afrika ter beschikking te stellen. Uit elk van beide landen werden tien ertsen of klompjes geselecteerd die afkomstig zijn van concessies die ten tijde van de fabricage van de Gouden Koets in bedrijf waren.
Goud in Suriname en Zuid Afrika
In Oost-Suriname komen zowel primaire als secundaire goudafzettingen voor. Primaire afzettingen bestaan uit kwartsaders met goud en secundaire afzettingen komen voor in rivierafzettingen. Al in de 17e eeuw gingen Nederlanders op zoek naar het legendarische goud van El Dorado maar pas in 1854 was een expeditie naar de Marowijne rivier succesvol en er ontstond een ware goldrush. Het goud van de gouden koets kan van alle toen bekende belangrijke concessies afkomstig zijn, te weten: Mindrinetti, Sara kreek en rond Benzdorp (Figuur 1).
De goudmijnen in Witwatersrand (in de buurt van Johannesburg) in Zuid-Afrika, bekend van de Witwatersrand goldrush, leveren al sinds 1886 grote hoeveelheden goud. Het erts bestaat uit een conglomeraat, een sedimentair gesteente wat bestaat uit grind in een fijnkorrelige grondmassa, waarin zich een hoge concentratie goud bevindt.
Opzetten van een succesvolle analyse strategie
Bij het isotopen laboratorium van de VU, onderdeel van de faculteit Aardwetenschappen, is een methode ontwikkelt om met een mengsel van verschillende zuren het goud in oplossing te brengen en om ‘onzuiverheden’ te scheiden van het goud. Deze onzuiverheden, bestaande uit enkele elementen zoals lood, kunnen worden beschouwd als een soort vingerafdruk die met het goud en de ertsen uit Suriname en Zuid-Afrika vergeleken kan worden om een match te vinden.
Maandenlang is master student Reimer Visser bezig geweest met deze analyse in het laboratorium van de VU. De Koninklijke Stallen waren bereid wat goud van de koets ter beschikking te stellen voor dit onderzoek. Het goudlaagje van de koets is met 1- 2 µm enorm dun en om voldoende lood uit het goud te kunnen halen voor analyse moet een relatief grote hoeveelheid bladgoud worden gebruikt. Gelukkig was een stuk van ongeveer 5 bij 5 cm van het dak van de koets beschikbaar. Een complicerende factor is dat de laag waarmee het goud op de koets is geplakt een beetje lood bevat en dat de verflagen bovenop het bladgoud loodwit bevatten. Dit lood moet tijdens de bemonstering niet oplossen anders kan het de analyse vervuilen. Onderzoekers van de VU staan op het punt de chemische en isotopen analyse van de ertsen uit te voeren en verwachten nog voor het eind van het jaar het goud van de gouden koets te hebben gekarakteriseerd. Nu maar hopen dat er overeenkomsten zijn tussen erts en bladgoud en dat een tipje van de sluier kan worden opgelicht.
In het debat over de Gouden Koets en kolonialisme ligt de focus op de voorstelling Hulde der Koloniën. Onderzoek naar het goud (of andere grondstoffen) kan wellicht op een andere manier verbanden leggen met de koloniale arbeidsomstandigheden en machts- en eigendomsverhoudingen. Wie kapte de bomen waarmee de koets gebouwd zou worden, wie delfde het goud, wat kregen de gouddelvers betaald en waar gingen de winsten heen? Welke impact had de goudwinning op het land en de bewoners? Ook voor onderzoek naar andere objecten afkomstig uit Europese koloniën zijn dit relevante kwesties waarbij samenwerking tussen (kunst)historici en natuurwetenschappers essentieel is.
Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met Ineke Joosten, Reimer Visser en Gareth Davies
Het project wordt gefinancierd door NICAS small project grants