Heuvellandschap bij Oosterbeek, 1870
Maria Vos (1824-1906)
14,6 x 25 cm, waterverf op papier

Opleiding

Maria Vos kwam niet uit een artistiek gezin en het is dus ook maar de vraag hoe zij op het idee gekomen is om te gaan schilderen. Dat dit een bewust keuze was, blijkt wel uit het feit dat ze in 1841 in de leer ging bij de toen vrij bekende kunstenaar Petrus Kiers (1807-1875). Van hem leerde ze tekenen, schilderen en aquarelleren. Later stond Vos vooral bekend als stillevenschilderes, maar ze maakte ook veel tekeningen en aquarellen van landschappen. Hiervan is ‘Heuvellandschap’ een voorbeeld.
Beroepskunstenares

Maria Vos wist zich te ontwikkelen tot beroepskunstenares. Dit had te maken met het feit dat kunstenaressen gedurende de negentiende-eeuw steeds meer mogelijkheden kregen om zich tot beroepskunstenares te ontwikkelen. Ten eerste hadden zij toegang tot dezelfde tentoonstellingsmogelijkheden als hun mannelijke collega’s, waarvan Vos gretig gebruik maakte. Zo heeft ze herhaaldelijk werk ingezonden naar tentoonstellingen in binnen- en buitenland. Dit vormde een belangrijk podium om in de belangstelling van het publiek en de kunstkritiek te blijven staan, waar ze overigens veelal lovend besproken werd. Daarbovenop was het zo mogelijk om eventueel werk te verkopen.

Een tweede belangrijk element voor de positie van een kunstenares in de Nederlandse kunstwereld destijds was een lidmaatschap bij een kunstenaarsvereniging. Voor eerdere generaties kunstenaressen was dit lastiger, omdat zij geen lid konden worden van bijvoorbeeld gildes. Vos was lid van twee belangrijke kunstenaarsgenootschappen. Door zo’n lidmaatschap kon zij onder andere collega’s ontmoeten, deelnemen aan wedstrijden en werk tentoonstellen en te koop aanbieden.
Daarnaast had Maria Vos een uitvoerig netwerk met verzamelaars opgebouwd. Hiermee verwierf ze een aanzienlijke afzetmarkt voor haar kunst. Ze nam haar werk als beroepskunstenares zeer serieus en kon zo door haar eigen artistieke productie, maar ook door het geven van schilder- en tekenles in haar eigen levensonderhoud voorzien.

Locatie ‘Heuvellandschap’

De aquarel ‘Heuvellandschap’ die Vos in een vrij losse stijl vervaardigde, toont zeer waarschijnlijk haar eigen woonomgeving. In 1853 verhuisde zij naar Oosterbeek, wat destijds het centrum van de landschapsschilderkunst was. Tien jaar nadat zij zich in deze kunstenaarskolonie gevestigd had, kwam haar collega en vriendin, de in bloemstillevens gespecialiseerde kunstenares Adriana Haanen, bij haar wonen. Vos had haar tijdens haar opleiding in het atelier van Kiers leren kennen, waarna ze een hechte band kregen.

In 1870, hetzelfde jaar als de totstandkoming van de aquarel ‘Heuvellandschap’, hadden Maria Vos en Adriana Haanen kennelijk zoveel verdiend dat ze een eigen huis lieten bouwen in Oosterbeek. Hun ‘Villa Grada’ keek uit over het Zweiersdal en had uitzicht op de Rijn. Oosterbeek kent voor Nederlandse begrippen grote hoogteverschillen, wat vaker in het werk van Maria Vos is vastgelegd. Het is dus goed mogelijk dat de aquarel tot stand gekomen is in de nabije omgeving van haar woonplaats, of zelfs haar eigen tuin verbeeldt. Zouden de lichte verfstreken aan de horizon dat uitzicht op de Rijn tonen?

Lhbti-geschiedenis

Maria Vos en Adriana Haanen woonden meer dan dertig jaar samen als twee ongehuwde vrouwen. Destijds hadden vrouwen een ‘natuurlijke’ verplichting ten opzichte van hun gezin, wat moeilijk te combineren was met het professionele kunstenaressen bestaan. Hierdoor bleven veel kunstenaressen ongetrouwd. Of dit de reden is voor het ongehuwd samenwonen van Vos en Haanen is maar de vraag. Het uitwissen van lhbti-identiteiten gedurende de hele geschiedenis is een bekend probleem.

Hoewel homoseksualiteit in deze tijd niet strafbaar was in Nederland, werd het zeker niet sociaal geaccepteerd. Hierdoor zal men dit destijds niet van de daken geschreeuwd hebben, waardoor er nu vaak geen expliciet bewijs van is. Toch wordt een tekort aan bewijs in de literatuur altijd gebruikt om mensen geen lhbti-identiteiten toe te kennen. Zo worden ook Vos en Haanen steevast als erg hechte vriendinnen omschreven. Er is inderdaad te weinig bewijs om te beweren dat zij een romantische relatie hadden, maar evenmin is er bewijs om aan te nemen dat ze slechts beste vriendinnen en heteroseksueel waren. Toch wordt dat in de literatuur wèl altijd als uitgangspunt genomen.

Deze uitwissing van lhbti-geschiedenis vormt tegenwoordig nog steeds een probleem. Veel mensen in de lhbti-gemeenschap voelen zich niet verbonden met hun geschiedenis. Ook de vaak gehoorde misvatting dat bijvoorbeeld non-binaire en transgender personen een ‘nieuwe trend’ zouden volgen, kan direct gelinkt worden aan het tekort aan representatie door het niet noemen van deze personen gedurende de geschiedenis.

Een uitgebreid onderzoek naar het leven van Maria Vos en Adriana Haanen zou wellicht het een en ander kunnen verhelderen. Dit is nodig om de nog steeds aanwezige uitwissing van mogelijke lhbti-identiteiten in de (kunst)geschiedenis tegen te gaan.

Deze tekening zit in het thema Vakwerk