Jozef en de vrouw van Potifar, 1634
Rembrandt (1606-1669)
9 x 11,5 cm, ets op papier
De oudtestamentische figuur Jozef werd als slaafgemaakte gekocht door Potifar. Die stelde Jozef aan als rentmeester en beheerder van al zijn bezittingen aan het hof van de farao. De vrouw van Potifar kreeg Jozef al snel in het oog, waarop zij hem keer op keer uitnodigde in haar bed. De jonge, kuise Jozef wees haar avances echter steevast af. Toen de twee op een dag alleen waren, drong de vrouw zich opnieuw aan hem op, in de hoop hem te verleiden. Jozef wilde allerminst het vertrouwen van Potifar schaden of erger, zondigen tegenover zijn God. Hij vluchtte daarom weg van haar, maar in al zijn haast bleef zijn gewaad achter in de handen van de vrouw. Uit wraak voor de vernederende afwijzing van Jozef beschuldigde zij hem tegenover haar man van aanranding. Het gewaad dat zij hem had afgetrokken, presenteerde ze als bewijs hiervoor. Potifar, verscheurd in tweestrijd tussen zijn vrouw en zijn trouwe dienaar, liet ten slotte Jozef opsluiten in de gevangenis.
De moraal die het verhaal van Jozef en de vrouw van Potifar uitdraagt, berust grotendeels op een waarschuwing aan mannen. De wijze Jozef kon door zijn kuisheid en godstrouw worden beschouwd als uitzonderlijk voorbeeld. Door de reputatie die hij uiteindelijk in de gevangenis kreeg als de uitlegger van dromen, eindigde hij opnieuw aan het hof van de farao waar hij ditmaal de positie van onderkoning mocht bekleden. Het verhaal van Jozef vormt een uitzondering binnen het thema van vrouwenlisten in de Bijbel. Niet alleen weerstond de kuise Jozef de vrouwelijke verleiding, hij belandde via deze beproeving ook aan de rechterhand van de farao. De door Judith verleidde legeraanvoerder Holofernes eindigde daarentegen zonder hoofd en de Bijbelse held Simson werd letterlijk blindgemaakt door zijn liefde voor de bedrieglijke Delila. Deze verhalen en hun uitbeelding in de kunst waarschuwen mannen voor hun eigen dwaasheid, tegen het gevaar van blinde liefde en de slinkse verleidingskracht van de vrouw.
Rembrandt onderstreepte het karakter van Jozef tegenover de vrouw van Potifar in zijn ets door een sterk licht-donkercontrast. De diepe donkerte van het hemelbed op de rechterhelft van het blad weerspiegelt het gevaar van de onzedelijke vrouw. Jozef beweegt zich uit alle macht naar het licht. Zijn afkeer voor de vrouw is zo intens dat hij zijn gezicht van haar afwendt en zijn handen afwerend opheft om haar niet aan te raken. Op de grens van licht en donker plaatste Rembrandt de confrontatie tussen de grijpende en werende handen. Jozef wordt gekenmerkt door zijn wilskracht. Zonder zich schuldig te maken aan welke vorm van fysiek contact ook, weerhoudt hij zich van het dwingende aanzoek van de vrouw. De vrouw van Potifar is in de kunst exemplarisch voor de verdorvenheid en de gevaren van de verleidende vrouw. Rembrandt benadrukte door middel van zijn gebruik van licht en donker zowel de sterke moraal van Jozef als de zonde van de vrouw.
De manier waarop Rembrandt het moment in het Bijbelverhaal heeft weergegeven, wijkt af van zijn tijdgenoten en voorgangers. De vrouw is in die andere werken volledig gekleed in een rijk kostuum of subtiel bedekt door haar lakens. De manier waarop zij Jozef van zijn gewaad ontdoet is in die werken verlokkend, onderhandelend of forcerend en zelfs doortrapt. Rembrandt zette de poging van de naamloze vrouw neer als onbeholpen, schaamteloos en vulgair. De rijk gedecoreerde deken die van haar is afgegleden, ligt om de bedpan op de grond. Het omslagpunt tussen verleiding en vernedering kon haast niet sterker zijn weergegeven. Rembrandts uiterst menselijke weergave van de emoties van de figuren creëert echter ook ruimte voor de toeschouwer om zich in hen in te leven. Is het vooral Jozef die begrip oproept en wordt er gelachen om de onteerde vrouw? Of wekt de afgewezen vrouw met haar onbedwingbare verlangen toch ook medelijden op?