Weteringschans 141 werd rond 1900 gebouwd als onderdeel van een serie huizen. In 1920 werd het huis deels verbouwd door Piet Kramer (1881-1961), een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Amsterdamse School. Hij maakte van de boven- en benedenwoning een geheel door de voordeur, het portaal en het trappenhuis te verbouwen. De pui en het trappenhuis waren vanaf toen niet meer gelijk aan de nummers 143 tot 149. Daarnaast ontwierp Kramer het bibliotheekinterieur op de eerste verdieping.
Het interieur van de studeerkamer bestaat uit twee wanden. De eerste wand bestaat uit een lage ladekast met daarop een boekenopstand met twee planken. Aansluitend staat een bedbank. Een lange boekenplank loopt boven de bedbank en de boekenkast. Deze is van boven afgedekt door een plank met sierlijst.
De tweede wand bestaat uit een schoorsteen met een elektrische haard met haardplaat en een vooruitspringende boekenkast. Links en rechts van de schoorsteen staan twee kasten met planken die worden afgesloten door gordijnen. Boven de haard zijn ook nog twee boekenkasten gemaakt.
Reinder Johan Harrenstein en zijn vrouw An Schräder betrokken in 1922 het pand op de Weteringschans. Harrenstein (1888-1971) was de eerste kinderchirurg in het Nederland en was werkzaam in het Emma Kinderziekenhuis. Het echtpaar gaf in 1926 en opdracht aan architect Gerrit Rietveld om de slaapkamer en zitkamer te verbouwen en in 1930 om andere delen van de woning te verbouwen. De studeerkamer van Kramer lieten zij intact.
Het huis was een unieke combinatie van robuuste, somber getinte en vooral van rondingen en cirkelfragmenten gebruikmakende architectuur van Kramer en de zes jaar later gedateerde architectuur van Rietveld die vooral rechte hoeken en in de ruimte geplaatste fragmenten toe paste.
Kort na het overlijden van Harrenstein in 1971 werd het interieur van de woning deels gesloopt en deels geschonken door J. Huyer, de toenmalige eigenaar. De boedel is verdeeld: het interieur van de slaapkamer is in bezit van het Stedelijk Museum en de twee wanden uit de studeerkamer maken deel uit van de collectie van het Amsterdam Museum.
In 2007 is in samenwerking met de Opleiding Restauratoren de kamer onder handen genomen. De restauratoren in opleiding deden het fysieke onderzoek, een studente van de SRAL deed kleuronderzoek en een stagiaire van de Reinwardt Academie heeft de bouw- en bewoningsgeschiedenis onderzocht.