Carry van Lakerveld was een reuzin. Haar betekenis in de museumwereld was enorm. Carry was een pionier, een museale revolutionair. Ze maakte tentoonstellingen als Arm in de Gouden Eeuw en tentoonstellingen over migratie en homoseksualiteit lang voordat anderen dat gingen doen. Als adjunct-directeur van het Amsterdams Historisch Museum ging Carry andere, toen controversiële onderwerpen als de Februaristaking en de strijd tegen de Apartheid niet uit de weg.
Ze was niet alleen baanbrekend in haar keuze van onderwerpen. Ze was ook altijd op zoek naar nieuwe vormen en technieken om een verhaal ruimtelijk te vertellen. En ook om daarin gelaagdheid en nuances aan te brengen.
Ze experimenteerde er op los in galerie De Tor. Die runde ze samen met Maurits Herben. En op veel grotere schaal deed ze dat in het museum. Toen ze vond dat ze haar rol in het museum niet langer kon vervullen nam ze er rücksichtsloos ontslag. Ze ging verder als freelancer, tentoonstellingen maken en boeken schrijven.
Carry je hebt me veertig jaar geleden de museumwereld ingeschlept. Je was ook een lieve en betrokken vriendin. Ik mis je stem al. Wij gaan allemaal jouw bevlogen stem in onze wereld missen. (Jeroen de Vries)
Jong van geest
Carry van Lakerveld is niet meer. Zij overleed op dinsdag 7 december, 83 jaar oud. Veel ouder dan ik geschat zou hebben. Eigenlijk zag ik haar steeds als een – weliswaar wat ervarener – generatiegenoot. Omdat zij steeds jong van geest was.
Naar mijn gevoel was Carry in de jaren ’70 tot en met ’90 de ziel van het Amsterdams Historisch Museum (dat tegenwoordig Amsterdam Museum heet). Opgeleid als kunsthistorica, behoorde zij – met o.a. Dedalo Carasso, Michiel Jonker, Lodewijk Wagenaar en Renée Kistemaker -- tot de ploeg die in het nieuwe onderkomen van dit museum in het voormalige Burgerweeshuis in de Kalverstraat vorm gaf, geopend in oktober 1975. Het was de opvolger van het AHM in de Waag op de Nieuwmarkt, geopend in 1926. Dat was een nogal kleine, saaie, statische historische dépendance van het Stedelijk Museum; een verzameling documenten en kunstvoorwerpen zonder veel onderling verband. Het nieuwe museum werd ingrijpend anders. Het vertelde een verháál. En dat was een heel ander verhaal dan het traditionele: met een veel grotere aandacht voor de sociaal-economische geschiedenis, en dus ook het leven van ‘gewone Amsterdammers’. En ook veel spannender, door het opvallend plaatsen van sfeerbepalende, veelzeggende objecten, al dan niet van groot kunsthistorisch belang.
Sociaal engagement
Geheel in de geest van de tijd (het merkwaardige scheldwoord ‘politiek correct’ was nog niet uitgevonden) was in het vertelde verhaal maatschappijkritiek ineens verre van taboe. Dat begon al op de oude locatie met de tentoonstelling ‘Arm en rijk in de Gouden Eeuw’. Het sociaal engagement had Carry stevig aangeraakt, en haar iets bedaagder collega’s gaven haar daarvoor graag de ruimte, want het had succes. En weerspiegelde voor een groot deel hun eigen idealen, al brachten zij zelf zoveel strijdbaarheid niet op.
Zo leerde ikzelf Carry kennen. Zij wist, via de UvA-Wetenschapswinkel en het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, contact te leggen met linkserige UvA geschiedenisstudenten. Waartoe ook ik behoorde. En zo was ik in 1979 mede-samensteller van de tentoonstelling ’90 Jaar strijd’, over de geschiedenis van de Industriebond NVV. Het typeert Carry dat ze niet 10 jaar kon wachten tot het eeuwfeest… Voor mij was het een spoedcursus compact-schrijven! (Die ik ditmaal graag aan mijn laars lap.)
Tien jaar later werd ons intense contact hervat. Zij vroeg mij te solliciteren naar de positie van hoofdredacteur van Ons Amsterdam, want daarover had het AHM toen inhoudelijk de regie. En zowaar, ik werd aangenomen. In de nieuwe OA-structuur werd Carry in 1989-1990 de eerste voorzitter van OA’s Redactie-adviescommissie. Intussen was zij adjunct-directeur van het AHM geworden, en sinds 1989 tevens waarnemend directeur, tot 1992. Onder haar bewind kwamen er spraakmakende tentoonstellingen over immigranten, en over homo’s/lesbo’s in Amsterdam: destijds zeer gewaagde thema’s. Intussen beheerde ze met Maurits Herben ook nog eens de avantgardistische galerie De Tor in de Czaar Peterstraat! Na haar vertrek in 1994 bij het museum schreef zij nog belangrijke publieksboeken over de vervolging van joden en roma/sinti’s in WO II. Op de geschiedenis van het Amsterdam Museum heeft zij in ieder geval, tot mijn genoegen, een sterk stempel nagelaten! (Peter-Paul de Baar)