Ook in andere eind 19de en begin 20ste eeuwse buurten zijn de voormalige winkelpanden zijn nog herkenbaar, maar de etalages met levensmiddelen en reclames hebben plaats gemaakt voor planten, vitrages of naamborden van advocaten of fysiotherapeuten.
De dagelijkse boodschappen worden steeds vaker bij een filiaal van een supermarktketen gedaan. Wat is er nu precies aan de hand met de traditionele buurtwinkels? En wat is eigenlijk een ‘buurtwinkel’?

De Dienst Onderzoek en Statistiek (O + S) van Amsterdam hanteert als definitie van buurtwinkel: een zelfstandige winkel (dus geen filiaal) met maximaal 5 werknemers buiten een ‘grootstedelijk’ gebied. De tabakszaak in de Kalverstraat, die misschien een enkele buurtbewoner voorziet van zijn rokertje, maar vooral leeft van binnen- en buitenlandse toeristen, valt er dus niet onder.

Terugloop
In 1974 telde Amsterdam nog 482 groenteboeren, 531 slagers, 54 poeliers, 89 vishandels, 540 bakkers, 517 tabakswinkels en 261 zuivelhandels. In 2009 was dit teruggelopen tot 86 groenteboeren, 172 slagers, 5 poeliers, 54 vishandels, 249 bakkers, 200 tabakswinkels en niet meer dan 18 zuivelhandels. De daling van het aantal groenteboeren en slagers was in Amsterdam minder sterk dan in Nederland als geheel.
Vooral in de tweede helft van de jaren zeventig en van de 20ste eeuw vielen zware klappen. Maar ook tussen 1990 en 2009 verdwenen heel wat buurtwinkels. Een grafiek van O + S laat zien hoe het verloop was tussen 1995 en 2006.

Voormalige winkel op de Ceintuurbaan.jpg

Voormalige winkel op de Ceintuurbaan.jpg

Sommige soorten winkels deden het beter dan anderen. Met name poeliers, groenteboeren en slagers hielden ermee op. De Islamitische slagers deden het iets beter dan hun niet-halal collega’s. Op de site van O + S is een kaart te zien van de (verdwijnende) slagers in Amsterdam. www.os.amsterdam.nl/nieuws/10177
Na een stijging tot 2000 daalde het aantal warme en koude bakkers. Tussen 1974 en 1990 daalde het aantal buurtsupermarktjes/kruideniers van 632 naar 361, maar het bleef daarna redelijk stabiel. Het gaat hierbij dus niet om grote supermarkten, maar om kleine (zelfbedienings)winkels met niet meer dan 5 werknemers. Veel van deze winkels worden gedreven door (kinderen van) immigranten. Volgens cijfers van O + S is het aantal allochtone buurtwinkeliers in Amsterdam tussen 1995 en 2009 toegenomen van 194 tot 288.

Nieuwe winkels
Nieuwkomers in de laatste jaren waren onder andere winkels met Poolse en Engelse levensmiddelen. Strikt genomen zijn dat geen buurtwinkels, omdat hun klanten uit de hele stad komen voor Poolse worstjes of Engels mosterdpoeder. Viswinkels deden het goed; er kwamen veel viswinkels gedreven door Marokkaanse Amsterdammers bij.

De aandacht voor gezond voedsel weerspiegelde zich in de groei van het aantal reform- en natuurvoedingswinkels. Ook kwamen er meer tabakszaken ook, ondanks de afname van het aantal rokers. Bij deze zaken is duidelijk een andere belangrijke trend op winkelgebied te zien: vermenging van assortiment. Tabakszaken overleefden door de verkoop van tijdschriften, snoep en strippenkaarten. Hajenius op het Rokin is een van de weinige tabakszaken die alleen tabakswaren verkoopt. Maar dat is dus weer geen buurtwinkel, want de klanten komen uit heel Nederland.

Poolse winkel.jpg

Poolse winkel.jpg