Johan was in 1852 samen met zijn vader Gerrit die leerlooier was, gestart met Het Zwarte Paard op deze locatie aan de toenmalige stadsrand. De zaak groeide uit tot een groot bekend bedrijf met een fors gebouwencomplex, waar plaats was voor stallen, paardenverhuur, paardenslachterij, leerlooierij en een winkel waar paardenvlees werd verkocht. Rond 1860 vond Johan een toestel uit waarmee paarden, die te water waren geraakt, op het droge konden worden gehesen: een paardenhijstoestel. Het werd bekend onder de naam ‘het toestel van Sinck’, ook wel verbasterd tot ‘Zinktoestel’.
Het kwam nog al eens voor dat paarden in het water kieperden. Eind 19de eeuw telde Amsterdam zo’n 4000 paarden. Veel vervoer (karren, wagens, koetsen, trams) ging met behulp van paarden. Grote bedrijven, zoals bierbrouwerij Heineken, hielden er eigen paarden op na. En in de stad waren tientallen stalhouderijen, waar paarden konden worden gehuurd. Sinck rekende per reddingsactie tussen de tien en veertig gulden. Als het paard niet meer te redden was, dan kocht hij het paard ter plekke op en nam het gelijk mee naar zijn slachterij en al ras lag het vlees in zijn winkel.
Als het toestel van Sinck in actie kwam voor een paardendrenkeling was er massale toeloop. Op de beeldbank van het Stadsarchief staan diverse foto’s waarop dit is te zien, waaronder de foto bovenaan: deze is van een takelactie aan de Leliegracht uit 1929.
Destijds verkeerde het gebruik van de paardentakel echter in zijn nadagen. Paarden in het stadsverkeer hadden steeds meer plaats moeten maken voor met name het opkomende autoverkeer en in 1917 was het hijstoestel door de zonen van Sinck verkocht aan de gemeente. Aldaar werd de takeltaak overgenomen door de brandweer, waar het toestel werd gebruikt tot in de jaren dertig.
In het Amsterdam Museum staat een klein model van het hijsapparaat (schaal 15:100), waarmee bezoekers zelf een paard uit de gracht kunnen takelen: een attractie, zeker ook voor kinderen.
Klik hier voor meer informatie over dit object.