Deze witte informele japon van katoen, afkomstig uit de kostuumcollectie van het Amsterdam Museum, werd als zomerjapon gedragen. De japon heeft een getailleerd prinsessenmodel, hoge boord en roze ruche over de voorsluiting. De boord is afgezet met valencienneskant en een ruche. Hoewel de stof dun was, werden er één of meerdere onderjurken onder een japon gedragen. De japon is daardoor niet doorschijnend. Nu is er door het Amsterdam Museum een bijpassende onderjapon gemaakt.
De rok loopt wijd uit, is gegarneerd met roze ruches en is aan de achterkant gedrapeerd. Aan de binnenzijde van de rok zijn twee banden aangebracht, om de rok vast te maken aan de onderkleding om de rok glad te kunnen trekken bij de heupen. Een interessant detail is dat aan de binnenzijde van de rok, langs de achterzijde, drie banden zijn bevestigd om de rok op te halen als draperie. De rok kon dan aan de binnenkant op worden getrokken, wat vooral handig was tijdens het wandelen. Op de foto is dit nog net zichtbaar; de rok wordt langs de onderzijde wat opgetrokken.
De witte zomerjapon past in het modebeeld van rond 1870. Nadat in de jaren zestig van de negentiende eeuw de koepelvormige crinolinejapon haar grootste omvang heeft bereikt, verdwijnt zij langzaam uit het modebeeld. Het accent van de rok heeft zich inmiddels met veel draperieën naar de achterkant van de rok verplaatst. Dit silhouet wordt 'queue de Paris' genoemd. Het effect wordt bereikt door het dragen van een tournure. Een voorbeeld van een tournure is hieronder afgebeeld (afbeelding 2). De tournure is eigenlijk een korte, halve crinoline die de japonrokken aan de achterkant steunt. Soms zit de tournure in de japonnen vastgenaaid. Deze eerste tournure is afhangend en creëert met de draperieën aan de achterzijde van de japon een 'watervaleffect'. Lange slepen zijn in de mode. Tot 1875 torst men meer en meer aan draperieën met zich mee. Daarna verdwijnt de tournure voor korte tijd. Omstreeks 1883 verschijnt de tweede tournure die horizontaal wordt gedragen. Het silhouet heeft dan nog steeds het accent van de rok op de achterzijde liggen, maar het geeft een hoekiger effect. Het lijf wordt langer en valt tot over de heupen. Gemakkelijk zitten met een dergelijk korset en de tournure was het niet, daarom is rond 1887 een opklapbare tournure in de handel gebracht. Hierbij werkte voorzichtig gaan zitten op de punt van het achtervlak vaak het beste. Zonder al deze lagen vormgevende onderkleding hebben wij het vandaag de dag toch een stuk luchtiger en makkelijker in de zomer!