We hadden ons interview met mevrouw Marella Karpe (64 jr) Ze heeft haar hele leven in Amsterdam gewoond waarvan 25 jaar in deze buurt.

De winkels van vroeger zagen er anders uit dan de winkels van nu. Vroeger was er een toonbank in de winkel waarachter de winkelier stond. Er was ook geen zelfbediening. De winkelier pakte alles uit de schappen. Alle producten stonden tegen de achter- en zijwanden. De kassa en een weegschaal stonden op de toonbank. De kassa telde automatisch op maar de winkelier moest wel iedere dag een kasboek bijhouden om zijn inkomsten te noteren.

De weegschaal en de gewichten stonden onder strenge controle die werd jaarlijks gecontroleerd (geijkt). De klanten moesten contant betalen, er was echter ook een mogelijkheid om je boodschappen op te laten schrijven. De winkelier hield een boekje bij en dan kon je bijvoorbeeld wekelijks de boodschappen afrekenen. Op de pof kopen. De winkels waren ook allemaal kleiner, mensen namen de tijd om lekker te kletsen en te roddelen. Er waren veel familie bedrijven ook had je winkeltjes met personeel in dienst. De salarissen werden per week betaald in een zakje op zaterdag. De veiligheid was ook heel anders, er werd vroeger natuurlijk ook wel gestolen, maar geen overvallen met pistolen en veel geweld. Nu zijn er daarom veel meer camera’s in de winkels.

De winkel had net als nu een etalage, hier werd veel aandacht aan besteed. Er waren speciale etaleurs die de etalages “mooi” maakte. De etalages werden in de avond verlicht. Vaak gingen de mensen ’s avonds langs de etalages lopen omdat ze dat zo mooi vonden. In sommige winkels droegen de winkeliers bedrijfskleding, bijvoorbeeld voor bescherming denk aan slager. Bij de drogist droeg iedereen een doktersjas. Reclame was anders dan nu. Nu krijgen we een stapel folders in de brievenbus, toen was er een enkele folder en meer in de kranten. Waren bijvoorbeeld bij de groenteman de appels in de reclame dan stonden deze bij de toonbank met een bord erbij. En aanbiedingen waren er ook bijvoorbeeld 3 voor de prijs van 2.

Service van vroeger was heel anders. De winkeliers, melkboer en bakker bijvoorbeeld, kwamen aan de deur. Als je 3 hoog woonde kwamen ze gewoon de boodschappen voor de deur afgeven. Als je iets vergeten was kwamen ze rustig nog een keer alle trappen op. Je kon ook boodschappen bestellen om die later op te halen. Vaak werd er ook gebruik gemaakt van de telefoon van de winkelier. In Amsterdam koste dat dan 5 cent en als je buiten Amsterdam belde dan betaalde je per minuut. Ook werden winkeliers wel gebeld als er iets belangrijks moest worden doorgegeven aan een klant. De winkeliers waren heel vriendelijk naar de klant toe, omdat ze de klant heel hard nodig hadden. Kinderen van winkeliers moesten zich ook altijd netjes gedragen anders was het gelijk dat is wel de zoon/dochter van de slager….. Openingstijden waren 6 dagen per week. Alleen de Joodse winkels waren op zaterdag dicht in verband met geloof die waren dan op zondag geopend. En de kappers waren op dinsdag gesloten. De prijzen in de winkels waren veel goedkoper. Een ijsje was bijvoorbeeld maar 10 cent. Het inkomen lag ook veel lager de vader mevrouw Karpe verdiende 350 gulden, ongeveer dus 158 euro. Van dit bedrag moest een heel gezin rondkomen. Dat ging bijna niet eind van de maand werden dan vaak goedkope maaltijden gegeten. Zoals rijstebrij en bruine bonen.

Er waren vroeger in de buurt niet zoveel verschillende nationaliteiten als dat er nu zijn. Er was bijvoorbeeld wel een Italiaanse ijssalon en een Chinees restaurant maar dat was het dan. Tegenwoordig is de buurt ruim vertegenwoordigd met verschillende nationaliteiten.

Voor het starten van een bedrijf waren er vroeger ook regels. Je moest bijvoorbeeld een middenstandsdiploma hebben. Daarnaast was het heel belangrijk dat het personeel in de winkel goed kon rekenen.