Sint-Nicolaas werd de beschermheilige van zeelieden, handelsreizigers, kinderen, prostituees en vele andere groepen. Zijn graf in een voor hem gebouwde kerk in Myra werd een bedevaartsoord voor duizenden reizigers.

In 1087 dreigden de Turken Myra te veroveren. In christelijk West-Europa wilde men de overblijfselen van de heilige niet in hun ‘heidense’ handen laten vallen. Zeelui uit de Zuid-Italiaanse stad Bari voeren in het geheim naar Myra en roofden de beenderen van Sint-Nicolaas. In Bari werd Sint-Nicolaas herbegraven in een speciaal gebouwde kathedraal. Zijn overblijfselen liggen daar tot de dag van vandaag en zijn feest wordt er groots gevierd.

Nadat Sint-Nicolaas zijn laatste rustplaats in Bari had gevonden, verspreidde de populariteit van de heilige zich naar Nederland en de rest van West-Europa. De feestdag van Sint-Nicolaas werd in Nederland eerst met kerkelijke plechtigheden gevierd. Na de reformatie in de zestiende eeuw verbood de kerk de verering van heiligen. Het Sinterklaasfeest hield desondanks stand, door de populariteit van het feest en door het enigszins aan te passen. Sint-Nicolaas werd minder katholiek gemaakt. Hij werd voor alle religieuze stromingen acceptabel als gulle gever. Sint-Nicolaas was Sinterklaas geworden.