Op deze dag deed stadhouder Willem II een poging om het dwarse Amsterdam met zijn troepen te overrompelen. Burgemeester Cornelis Bicker -’s ochtends vroeg gealarmeerd door het bericht, dat gewapende ruiters de stad naderden - riep meteen de vroedschap bij elkaar. Men besloot het zekere voor het onzekere te nemen en de gehele burgerij, inclusief 340 leden van het turfdragersgilde, te bewapenen. Nadat alle stadspoorten gesloten en alle bruggen opgehaald waren, werden de gewapende burgers, goed voorzien van “kruid, lood en lont”, over de stad bij alle poorten verdeeld. Uit de opschriften op de bijbehorende lijst van dit schilderij wordt echter duidelijk, dat de turfdragers alleen maar “pieken en houwers” als wapens kregen. Zij behoorden kennelijk tot dat minder welgestelde deel der "burgerij", dat zich het bezit van een vuurwapen niet kon veroorloven en dus ook geen munitie kon gebruiken. Toch waren de turfdragers blijkbaar zo trots op hun optreden, dat zij het de moeite waard vonden om het te laten vereeuwigen, zij het door een minder gerenommeerde, dus minder dure kunstenaar. Desalniettemin heeft dit een uniek document over een stukje Amsterdamse geschiedenis opgeleverd. Meer informatie