De rommeligheid van het gebied wordt weerspiegeld in de titel van het boek middels het woord Brettenzone; een woord waarbij ondergetekende associaties krijgt met Atlantikwall en Sperrgebiet. Na lezing van het boek is mij duidelijk dat Brettenzone eigenlijk al verbeterd zou kunnen worden tot Brittenzone. In het gebied stond de herberg Huis te Britten die vernoemd was naar het Romeinse fortje Brittenburg aan de monding van de Oude Rijn bij Katwijk; het fortje dat dus het dichtste bij het gebied van de Britten lag, het huidige Groot-Brittannië.

Bij het ontwerp van het Algemeen Uitbreidingsplan in het begin van de jaren ’30 van de 20ste eeuw kreeg de Brettenzone de status toebedeeld van een van de groene lobben waardoor de stedeling snel vanuit het stadshart een groene zone zou kunnen bereiken. Bekendere lobben zijn die van de Amsteloevers en het Vondelpark. Aan het formuleren van de lobbengedachte ging wat de Brettenzone betreft een lange geschiedenis vooraf; een geschiedenis die met behulp van veel beeld- en kaartmateriaal helder wordt uiteengezet door de auteurs. Heel slim is gekozen voor een groot, liggend formaat. Dat formaat maakt het mogelijk de langwerpige zone in verschillende perioden telkens weer op dezelfde schaal af te beelden. Voor de lezer creëert dit een snel inzicht in de belangrijkste ontwikkelingen.

Twee horizontale assen en een verticale as spelen hoofdrollen in het gebied: de verbinding tussen Haarlem en Amsterdam enerzijds en het IJ, en later het Noordzeekanaal, anderzijds zijn de horizontale assen en de waterafvoer vanuit de Haarlemmermeer, later vanuit de Ringvaart, is de verticale as. De Amsterdamse invloed en de Haarlemse invloed ontmoeten elkaar halverwege, bij Halfweg. Daar stapten reizigers met de trekschuit van de 17de tot en met de 19de eeuw ook letterlijk over. Zij moesten een paar honderd meter lopen om de spuisluizen van Rijnland over te steken, beschut door een galerij tegen het soms hoog opspattende water van de Haarlemmermeer.

Tussen Halfweg en Amsterdam is het eigenlijk al eeuwenlang onrustig onder invloed van de veeleisende stad. Landbouw verandert in veeteelt; veeteelt in tuinbouw; boerderijen in buitenplaatsen; landbouwgebied in industriegebied, havens en woonwijken; sportvelden in volkstuinen. Heel veel van het oude landschap en de oude bebouwing verdween zonder een spoor achter te laten en veel van wat er voor terugkwam is niet echt de moeite waard om een blokje voor om te gaan. De ontvoerders van Freddy Heineken vonden gemakkelijk een nauwelijks vindbare plek op een onoverzichtelijk en anoniem bedrijventerrein.

Gelukkig vond er hier en daar en min of meer per ongeluk natuurontwikkeling plaats en werd bijvoorbeeld het dorp Sloterdijk, zoals aanvankelijk gepland, niet gesloopt. Uniek in het oude dorpje is het kerkhof met 17de en 18de eeuwse tombes van Amsterdammers die zich liever buiten lieten begraven. Achterin het boek wordt een overzicht gebleven van de bewaard gebleven monumenten en ideeën over de ontwikkeling van het gebied. Een aantal monumenten van algemeen nu, zoals de in een park en cultureel centrum omgetoverde Westergasfabriek, kunnen ter plaatse bewonderd worden maar natuurlijk ook in de zaal van de 19de eeuw in het Amsterdam Museum.