Voor de introductie van de melkfles werd melk gedistribueerd in melkbussen. Melk is een zeer bederfelijk product, zeker in de zomer. ’s Ochtends in alle vroegte om een uur of 4 werden de koeien gemolken op de vele boerderijen in de omtrek van Amsterdam. Melkrijders brachten de melk naar de stad, waar deze werd verkocht in winkels of uitgevent door melkboeren die met karren door de straten trokken. Huisvrouwen kwamen met een emaillen melkkoker naar beneden om een liter of halve liter melk te kopen.

Soms werd er gesjoemeld met de melk door deze aan te lengen met water. Melkkeurders controleerden of er geen melk van met tuberculose besmette koeien verkocht werd. Melkboeren moesten de melkbussen goed omspoelen met bleekmiddel. Ook dat werd gecontroleerd.

In de jaren zestig van de 20ste eeuw gingen glazen melkflessen de melkbussen vervangen. De komst van flessen bezorgde winkels in melk en zuivelproducten veel hoofdbrekens: de kratten met flessen namen meer plek in dan de melkbussen en het statiegeld betekende weer extra administratie.

Vroeger maakten huisvrouwen zelf custardvla en andere toetjes op basis van melk. Toen yoghurt, vla en andere zuivelproducten in flessen van de fabriek kwamen, werd ook de flessenlikker populair om ook de laatste restjes uit de fles te schrapen. In zaal 19 van het Amsterdam Museum is een vitrine met een monument voor de spreekwoordelijke Hollandse zuinigheid: een uithangrek voor flessen en de flessenlikker.