Napels, 31 augustus 2014, even na half elf 's avonds. Een schreeuw van vreugde ontsnapt aan de stad. Jonathan de Guzman heeft in de 5e minuut van de blessuretijd Napoli op een 1-2 voorsprong gezet tegen Genoa. In de hele stad hebben mannen (en een enkele vrouw) de wedstrijd gevolgd, in barretjes en buiten op straat, waar café-eigenaren een tv op hun terras hadden geplaatst. De plaatselijke voetbalclub leeft nogal sterk in deze stad. Het zal niemand in de stad ontgaan zijn dat de eerste competitiewedstrijd van dit seizoen gespeeld werd, hoewel die wedstrijd zelf een slordige 700 km naar het noordwesten werd gespeeld.

Ook buiten wedstrijddagen kun je overigens onmogelijk missen dat de voetbalclub Napoli de inwoners van de stad na aan het hart ligt. Een aanzienlijk deel van de toch al zo aanwezige graffiti wordt ingenomen door verschillende supportersgroeperingen. Tussen het wasgoed dat net als in andere Mediterrane steden boven de straten en stegen hangt is zeer regelmatig een Napoli-shirt of handdoek te ontwaren. In winkels en cafés hangen sjaals, foto's van spelers en allerlei andere blauwwitte parafernalia.




Eén man heeft daarbij de absolute hoofdrol, natuurlijk Diego Armando Maradona. Hij was het die Napoli twee landstitels bezorgde in 1987 en in 1990. De titel in 1987 was de eerste keer dat een club uit het zuiden van Italië de Scudetto won. Het leidde tot een volksfeest dat een week duurde en waarin fans de noordelijke aartsrivalen Juventus en Milan symbolisch ten grave droegen. Het zuiden had eindelijk gewonnen.

Toen Maradona naar Napels kwam, in 1984, werd hij al als held binnengehaald, na twee landstitels en een UEFA cup vertrok hij als de grootste aller tijden, als aanbedene, als halve heilige. Op een poster waarop Maradona figureert als Adam op Michelangelo's plafond van de Sixtijnse kapel, met als titel La creazione del calcio luidt het bijschrift: "e dio creò il calcio poi chiamò Diego e gli disse insegnalo" [en god schiep het voetbal, noemde het Diego en zei hem "onderwijs het"]. Goddelijk geïnspireerd dus en het eeuwige toonbeeld van het perfecte voetbal, in ieder geval voor Napolitanen en Argentijnen.

Maradona kom je daarom overal tegen in Napels. Zijn shirt met rugnummer 10 (Bij Napoli is nummer 10 voor eeuwig voor Maradona, geen andere speler heeft het na 1990 ooit nog gedragen) en zijn beeltenis houden in de straten de herinnering levend aan die glorierijke jaren tussen 1984 en 1990.


Een wel hele speciale bedevaartsplaats voor de goddelijke Maradona bevindt zich in Bar Nilo, midden in het oude centrum van Napels. In de bescheiden koffiebar hangt een heus altaar voor de voetballer. De eigenaar van de bar, Bruno Alcidi, vertelt graag de ontstaansgeschiedenis van het altaar. Na een uitwedstrijd in Milaan zat hij, als supporter, in het zelfde vliegtuig terug naar Napels als de selectie. Bij het verlaten van het vliegtuig kwam hij langs de stoel waarop Maradona had gezeten. Daar plukte hij een haar die op de hoofdsteun was achtergebleven en stak die in zijn sigarettenpakje. Deze haar hing hij op in zijn koffiebar, waarna er al gauw een heel altaar omheen ontstond. Een grapje natuurlijk, zo bezweert hij, maar bijna in de zelfde zin vertelt hij over Argentijnen die langs het altaar komen en er Argentijns geld achterlaten. Een klant in de bar vertelt me, met zichtbaar genoegen en trots op zijn Napels en Maradona, dat het altaar "sacro-profana" is. Die ambivalentie, zowel heilig als profaan, komt misschien wel het dichtst bij hoe zo'n altaar is bedoeld: natuurlijk weet iedereen dat Maradona niet echt heilig is, laat staan god, maar we - in ieder geval Napolitanen en Argentijnen - hechten er aan wel te doen alsof.

Dat is een spel, maar volgens mij wel een serieus spel. Aan mijn verkozen god(en) kun je bijvoorbeeld aflezen wat voor voetbalfan ik ben. Ik hoef bijvoorbeeld maar te zeggen dat Litmanen een grote held van me is en een voetbalingewijde weet prompt dat ik fan ben van Ajax, en bovendien van een leeftijd dat ik de winst in de Champions League van 1995 zeer bewust heb meegemaakt. Voetbalfans ontlenen een deel van hun identiteit aan hun voetbalhelden. De grootste van die helden, die ze de momenten van extase schonken, de absolute hoogtepunten van hun eigen loopbaan als fan, die helden heffen we op zo´n hoog voetstuk dat het wel goden lijken.

Ik was in Bar Nilo omdat we Bruno Alcidi hebben gevraagd een replica van zijn altaar te maken voor de tentoonstelling Voetbal Halleluja! die op 12 september opent in het Amsterdam Museum. Hij was daar van harte toe bereid, hij is trots op zijn altaar. De replica is mee teruggevlogen,staat al klaar in de tentoonstelling en gaat na Amsterdam met de tentoonstelling door Europa reizen. Komt u dus vooral op Diego-bedevaart.