In het standaardwerk ’De Uithangteekens’ van J. van Lennep en J. ter Gouw uit 1868 wordt een overzicht gegeven van de uithangtekens die kenmerkend zijn voor een bepaald beroep. ‘De Koekebakker had den Olifant. (…) Soms was het de Vergulde of de Zwarte Olifant, maar meest de Witte; dikwijls als d’Witte O-lyp-hant betiteld (…); -’t zij dat ze dat beest gekozen hadden, omdat het de grootste koeketer, ‘t zij omdat het de vertegenwoordiger van ‘t land der specerijen is.’
Deze olifant draagt op zijn rug een kleed met motieven van een oosters tapijt; ook dit kan dus verwijzen naar verre contreien in ‘het oosten‘.

Frans Oehlen, medewerker afdeling Collectie

Kijk hier voor meer informatie over dit object