Het trekt volop media-aandacht, de opening deze week van ‘Hollanders van de Gouden Eeuw’ in de Hermitage Amsterdam. Met dertig reusachtige groepsportretten van het Amsterdam Museum en het Rijksmuseum, gepresenteerd in de context van die tijd. Hier hangt ook het wintergezicht IJsvermaak op het IJ van Arent Arentsz Cabel. Uniek: het ijs waar iedereen iedereen kon tegenkomen, ongeacht rang, stand en religie; arm en rijk, jong en oud. Dit aldus Paul Spies, directeur Amsterdam Museum, bij de boekpresentatie eerder deze maand van Acht eeuwen schaatsen in en om Amsterdam. In dit boek neemt auteur Niko Mulder ons mee naar het IJ in de uitermate strenge winter van 1621.
#020today: Winter-topstuk in Hermitage
Met sfeerimpressie uit Acht eeuwen schaatsen…
Zonder alle aanplempingen van later tijden is het IJ nog een machtig wijde ijsvlakte. Tussen de schaatsers, kolvers en sleden overheerst de bedrijvigheid. Er wordt gevist en gehandeld. Het kalf op de duwslee is de dupe en berust in zijn lot. Een visser op met scherp beslagen houten zolen haalt zijn netten op. De jager achter hem, geweerkolf over de schouder, heeft
zijn korf al klaar liggen voor een maaltje vis.
Voor de koek-en-zoop op de achtergrond staan een paar fraai bewerkte sleden geparkeerd. De krans hangt uit, er wordt brandewijn getapt. Zoals altijd gaan de kolvers op in hun spel en laten de loden kolfsloffen ingetogen tegen de bal tikken. De visser met de handbijl en de rode bivakmuts wacht de eerstvolgende slag even af. Ook hij draagt ijssporen onder zijn kaplaarzen. Bij de duwsleden wordt een vloeistof overgegoten van een vat in een kuip. Het heeft de schijn van ruilhandel. Of wordt er uitgevent? Voor het gemak heeft de oude baas met het ringbaardje zijn schaatsen maar even afgebonden en aan zijn slee gehangen.
Het vroege avondrood zit gevangen onder de wolken en het voelt al wat kouder aan. De paardenslee keert terug naar de stad. Nog even en de vlakte zal helemaal leegstromen als iedereen de haard opzoekt, ruimschoots voordat de boomklok luidt en de stad aan de waterkant op slot gaat. De drijvende boomstammen die ’s nachts doorgaans tussen de openingen in de dubbele rij palen (de Laag) geschoven en vergrendeld worden, liggen nu vastgevroren in het ijs. Knepen de boomwachters ’s winters misschien een oogje toe voor schaatsenrijders? Of waren ze onverbiddelijk en moest je als laatkomer net als anders overnachten in de Stadsherberg, die op ‘stelten’ boven het IJ staat?
Het is hoe dan ook verstandig om voor donker van het ijs te zijn, zeker als er geen maanlicht is. Neem alleen al de visbijten die met open bek op je liggen te loeren. Vanwege brandgevaar zijn er ook bij de ingevroren schepen bijten geslagen. Om onheil te voorkomen is het tussen de palen en in de Walen, waar de schepen overwinteren, dan ook verboden ‘by daag of nacht … te lopen kolven of op schaetsen te rijden’.
In het jaar dat het Twaalfjarig Bestand zou aflopen vroor het drie weken lang zo streng dat er vanuit Friesland en Kampen met paarden en sleden over de zilte Zuiderzee op Amsterdam werd gereden. Dat ook het IJ dicht lag was dus niet verwonderlijk; dat gebeurde wel vaker. Toch is het wintergezicht dat Arent Arentsz hier schetst beslist niet alledaags. Een spiegelgladde ijsvloer tot stand gekomen in een ideale windstille nacht was eerder uitzondering dan regel op deze doorgaans gure plek.
De ruige realiteit uit grilliger winters ontbreekt op dit paneel. Geen wrattige kwalsterplekken of borrelende scheuren. Geen opgewaaide sneeuwduinen of op drift geraakte en naderhand weer vastgevroren schotsen. Waar zijn de opgekruide kistwerken? De verraderlijke racken waarin de wind vrij spel heeft? Waar zijn de vaargeulen naar de ingevroren schepen? Waar is het slop van de veerpont op het Tolhuis aan de overkant? Is dit het ijs dat mensenlevens greep? Waar Roscius op weg van Hoorn naar Amsterdam zijn slee met vrouw en kind in een dichtgevroren wak zou zien verdwijnen? Is dit de plek waar in een ijzige wind een vrouw met haar kinderen dood zou vriezen in een Durgerdammer duwslee?
Alsof het IJ van zichzelf niet gevaarlijk genoeg was, werden er weddenschappen afgesloten om bij een dooiaanval nog over te steken. Veel waaghalzen lieten daarbij het leven volgens de Engelsman Fynes Morison in zijn reisverslag uit 1592. ‘At Amsterodam one had tenne pounde sterling to venture over the Teye.’ Tien pond was een kapitaal in die dagen. En een mensenleven misschien wat minder waard dan tegenwoordig ...?
Het boek Acht eeuwen schaatsen in en om Amsterdam is o.a. verkrijgbaar in de Museumshop van het Amsterdam Museum en bij Verzamelkring de Poolster.
Bekijk het schilderij IJsvermaak op het IJ voor Amsterdam hier in de Collectie Online.
1233 keer bekeken