Ik ben geboren in het Wilhelminagasthuis in Amsterdam op 9 december 1942. Drie keer heb ik hier in totaal gezeten. Het was eigenlijk het heen en weer-bootje.. toen weer naar huis, toen weer hier, toen weer naar huis etc. Van de eerste keer weet ik alleen dat het heel erg donker was en dat we net na Sinterklaas kwamen en dat alle kinderen cadeautjes hadden, terwijl wij niets hadden dus dat was heel raar, vonden wij..

Ik schreef iedere week een brief

Toen mijn moeder in het ziekenhuis lag, kregen wij een dubbeltje zakgeld, en ik schreef iedere week een brief met een dubbeltje postzegel naar mijn moeder. Toen hebben we een keer straf gekregen – vroeg naar bed en geen zakgeld – omdat we ons tot een uur of negen hadden opgesloten boven de gymzaal. Ik kon dus geen brief schrijven en moest bij directeur Meurs komen. Er was voor zijn kantoor een halletje met een toilet en dat was zó mooi: bloemetjes, tegeltjes met rozen en tierelantijntjes, prachtig. Toen ik binnen mocht komen, zei Meneer Meurs dat ik een postzegel op kantoor kon halen. Ik heb het nooit gedaan. Ik zei tegen hem: ‘U denkt toch niet dat ik ga bedelen voor een postzegel? Geef me maar gewoon zakgeld!’

Iedere dag moest je helpen. ’s Morgens de kleintjes aankleden en bedden opmaken, of helpen in de broodkamer. Behalve zondags, dan mocht je uitslapen tot ongeveer negen uur. Als je dan geluk had, dan kreeg je beschuit en thee op bed. Een heleboel kinderen ging zondags naar familie, maar ik bleef vaak thuis en dan ging ik in de keuken de kok, Meneer de Liefde, helpen. Voor het avondeten werd er een bel geluid op de grote binnenplaats en dan kwamen groepjes kinderen de pannen of gamellen halen. Je at gewoon aan tafel met je eigen groep. Naast de keuken was de broodkamer: daar werd ’s morgens brood uitgedeeld voor ontbijt en middageten. Je mocht dan kiezen uit het beleg en wat nam je.. pindakaas met jam want dan had je meer dan één keer hageltjes. ’s Avonds aten we vaak aardappels, groente en een toetje, aangevuld met vis op vrijdag en op de andere dagen een klein stukje vlees.

Zusje

Ik ging vaak naar mijn zusje toe want die had vreselijk veel moeite met eten en vooral met andijvie en sla. Dus ik had bedacht dat ze aan tafel moest blijven zitten en dat ik gauw langsliep en haar eten op at. Totdat ze ons snapten, toen was het afgelopen en moest ze op haar slaapkamer haar bord leegeten.

De wachtkamer

’s Avonds lagen we allemaal op bed in van die ijzeren ledikantjes en dan werd er in de deuropening van de wachtkamer, dat was een kamertje waar de nachtdienst in zat, voorgelezen, het dagboek van Anne Frank of Alleen op de wereld. En als je ’s nachts wel eens niet kon slapen, dan moest je door de wachtkamer de gang over naar de toiletten. Als je daar ging zitten wachten totdat ze het rondje af had, dan kreeg je een kopje thee.

De grote meisjes
De derde keer was anders, omdat je bij de grote meisjes veel zelfstandiger bent en veel meer vrijheid hebt: we mochten naar de bioscoop of we gingen zwemmen in het Jan van Galenbad. Daar moesten we dan wel lopend heen, want tramgeld was er niet. Wel kreeg je als groot meisje kleedgeld, zo’n 10 gulden per maand. Daar kochten we hoofdzakelijk bh’s, een leuk jurkje of een keer kousen van. Soms ook shampoo: want we kregen hier van die vreselijk gore zeep om onze haren te wassen. Tijdens mijn derde keer hier, zaten wij ’s morgens aan tafel bij de grote meisjes, de radio stond aan en toen hoorden wij de omroeper zeggen van ‘het kabinet is gevallen’. Toen zei een ander Burgerweesmeisje, Ria,: ‘Hoe kan dat nou? Ik heb hier helemaal niks gehoord vannacht?’ Die dacht dus dat de kast met linnengoed, die wij ‘het kabinet’ noemde, gevallen was. We hebben zo vreselijk gelachen.. maar ze snapte het op dat moment gewoon niet.

Ik weet nog dat ik een keer Beatrix zelf bloemen heb gegeven, met het bezoek van de groothertog van Luxemburg. Ik had geen witte sokjes en toen heb ik die geleend van juffrouw Hoving. Er heeft nog een foto van in de krant gestaan.

Ik heb heel wat jaren hier rond gedart, maar ik heb het nooit als naar ondervonden. Ik vond het gezellig, ja echt, gierende heimwee heb ik nooit gehad, want ik wist dat als mama beter was, dat ik weer naar huis mocht.