"Mijn moeder stond voor het raam te zwaaien, twee jaar lang"
1956 - 1958
Uit het niets
Ik was tien en mijn zusje was vijf jaar jonger. We werden hier naar toe gebracht, zomaar uit het niets. Mijn vader en moeder wisten ook niet dat we hier zaten. We waren aan het spelen bij de oude Rai. Je had zes weken schoolvakantie en dan had je zes weken spelletjes.
Op een gegeven moment werden we opgehaald door een politiebusje en werden we hier in het Burgerweeshuis geplant. Mijn vader en moeder lustten een slok. Voor de rest waren het goede zorgzame mensen en kwamen we niks te kort. Mijn ouders hebben twee jaar lang gevochten om ons thuis te krijgen. Mijn moeder stond alle dagen hier op de Nieuwezijds voor het raam te zwaaien. Twee jaar lang.
Directeur
Het beeld van de directeur zit nog in mijn hoofd. Dat vond ik een nare man, want je had als kind niks te vertellen. Misschien was het best een aardige man hoor, maar je wordt in de leeuwenkooi gegooid en ik blijf zeggen: nu is de jeugd veel mondiger dan toen.
Roes
Er ligt me niks van bij dat we klusjes moesten doen. Ik herinner me wel dat ze een grote poppenkast hier hadden staan. Ik kan me niet herinneren dat er een slechte ervaring is. Ik heb niet staan dansen, dat ook niet. Ik vond het alleen streng, maar dat is niet veel strenger dan nu. Maar ik geloof dat we hier twee jaar hebben gezeten. Ik weet ook niet wie er verder hebben gezeten van jongetjes en meisjes. Je leeft geloof ik in een roes.
Het is niet anders
Jaren heb ik er geen last van gehad, maar op een gegeven moment... Het is niet anders, je draait het niet meer terug. Het boek is dicht en mensen kunnen er niks meer aan doen. Ik heb er geen trauma aan overgehouden. Dat vind ik belangrijker. Ik zie die ene directeur nog zitten en die konijnen in de weeskastjes en de zaal. Dat is het enige, heel gek.
1662 keer bekeken