Wij woonden met een groot gezin in de Rapenburgerstraat, mijn opa was lompenboer op het Waterlooplein. Het was maar een heel klein woninkje en mijn moeder kreeg acht kinderen in die tijd. Er gingen allerlei verhalen in de buurt rond, want ze was ze maar alleenstaand, ze woonde bij d’r ouders en er bleven maar kinderen komen. Het verhaal is heel erg, want we zijn dus allemaal van mijn opa. Hij had met mijn oma een heel gezin en dan met zijn dochter ook. Dat kon natuurlijk niet, hè?

Ondergedoken

Ze waren al vanaf 1956/1957 bezig om ons, die kinderen, uit dat huis te halen. Maar dat lukte nooit, want die oude man was echt zo eentje van ‘er komt niemand in’. Ze heeft nog met ons ergens ondergedoken gezeten, dat weet ik nog, liggen we onder een bed en op een gegeven moment moesten we heel stil zijn en toen kwamen er mannen in zwarte pakken binnen, dat vergeet ik echt nooit meer, en toen werden we allemaal meegenomen in auto’s en toen reden we dus naar het Burgerweeshuis.

Heimwee
Ik weet nog dat ik zo’n kindermandje van mijn moeder had gehad, dat hing heel lang boven mijn bed. Ze heb altijd gezegd: “Nog even en jullie gaan voorgoed naar huis”. Ik heb vreselijke heimwee gehad en waarnaar weet ik niet eens.

Het was niet alleen maar erg

Er werd in het weeshuis wel onderscheid gemaakt, want wij waren dan de paupertjes en anderen waren meer aristocratische wezen. Maar het was niet alleen maar erg, want ik heb ook best wel leuke dingen meegemaakt. Toen ik nog thuis woonde en ik was jarig, dan had mijn moeder geen geld om uit te delen. Ik vond dat verschrikkelijk, je schaamde je zo erg. Maar ik heb nooit gemerkt dat er in het Burgerweeshuis armoe of zo was. Kerst kan ik me daar nog herinneren en Sinterklaas. Dat had ik nog nooit meegemaakt, dus ik had echt zoiets “wat gebeurt hier allemaal”?

Buiten spelen

We speelden buiten, op dat plaatsje. Er was een soort kar en dan gingen we op de bok zitten en de kinderen ervoor als paarden. Als we naar school gingen hadden we een zwarte cape aan. Zwarte kaplaarzen, als het regende. En dan in rijen van twee naast mekaar.

Het nieuwe weeshuis

Bij de overgang naar het nieuwe weeshuis gingen we naar een groot tehuis in Bergen aan Zee en van daaruit gingen we naar het IJsbaanpad. Ik weet nog dat ik steeds vroeg “Waar is de zee?” maar waarschijnlijk sprak ik toen niet goed, ze stuurden me steeds naar de WC en ik snapte dat maar niet. O, dat huis met die heel grote serre met van die banken voor het raam, ja, dat vond ik echt geweldig.

Ze zeiden altijd dat mijn tante d’r voor had gezorgd dat wij daar terecht kwamen. Het maakt mij niet uit wie daarvoor heeft gezorgd, maar ik ben er wel blij mee geweest. Stel je voor dat ik in dat asociale gezin was gebleven, wie waren we dan nu geworden?