Geen eten

Op een gegeven moment zei een tante tegen me “Jan, je moet eens op school zeggen dat je niet gegeten hebt”. Ik moest dat een paar keer zeggen en dat heb ik ook gedaan. En toen we op een dag uit school kwamen, stond er ineens een echtpaar, die zeiden “Jullie gaan met ons mee”. Wij wisten helemaal van niks. En toen zei mijn zuster “Waar gaan we dan naar toe?” Ja, jullie gaan naar het Burgerweeshuis. Toen hoor ik mijn zuster nog roepen: “Dat vergeef ik je nooit” tegen mijn moeder en mijn moeder zei: “Ja, ik kan niet meer voor je zorgen.” Maar je vond het wel vreselijk. Je ging door de grond, want je denkt ineens, hé waar gaan we dan naar toe?


Weg van familie

Ik had een drie jaar jongere broer die zat ook bij mij op de afdeling en dat heette de ‘half negen jongens’. Zo heette dat, je gaat om half negen naar bed. Dan had je ook nog de ‘kleine kleintjes’, daar zat mijn broer van twee. En dan had ik mijn zuster nog die zat bij de meisjes en die heb ik eigenlijk nooit gezien hier. Je werd weggehaald bij je moeder, dus de familie van Kerkwijk wist niet meer waar we waren. Ik kwam een keer mijn oom tegen in de Kalverstraat. Ik denk dat hij tegen mijn moeder gezegd heeft: “Ze zitten daar in het weeshuis.” Misschien heeft die ons wel gevolgd toen we naar school toe liepen, want op een gegeven moment stond mijn moeder daar en die stond daar te schreeuwen en te razen. Ik zei “Moeder, maak het nou niet nog erger voor ons en ga nou alsjeblieft weg”. Nou die is weggegaan en toen heb ik haar al die jaren niet meer gezien. En mijn vader hebben we nooit meer gezien. Nooit.

Een ongelukje...

Er hangen heel antieke lantaarns bij de linkse poort. Ik zag een stoffer en zei tegen mijn broer Joop ‘Ik gooi makkelijk over die lantaarns heen’. Pang, stuk, maar dan ook helemaal stuk! Toen moest ik twee dagen op die ellendige regentenkamer zitten voor straf. Kwamen ze elke keer vragen ‘waarom heb je dat nou gedaan?’. En ze geloofden maar steeds niet dat het niet expres was. Nou begrijp ik het achteraf wel nou ik zo oud ben en sta te kijken naar dat ding. Dat heeft wat gekost want dat was puur antiek, die lantaarn! Maar ik vond het ook heel raar dat ik daar twee dagen moest zitten bij die lui, ik deed het toch per ongeluk, ze waren wel streng. Ik kan niet zeggen dat ik het hier rot gehad heb. Eigenlijk dacht ik alleen maar “Wat rot dat ik hier ben.” Ja, zo zit het.