Hoewel Huig in het begin vaak natuurgetrouwe weergaves maakte, werd zijn stijl met de jaren losser. Zijn geliefde onderwerp is met name de grote weidse ruimte aan de stadrand en de verlatenheden van emplacementen en brokkelige stadsgedeelten. Hij heeft de voorkeur voor dit soort terreinen omdat hij als klein kind daar graag speelde. Vaak zijn het zonder meer stukken van de stad die allemaal kort na het schilderen zijn verdwenen. De Indische buurt (waar hij opgroeide – red.) en ook de Oosterdokskade zijn intussen deels vernieuwd en verbouwd. Zelf zegt hij hierover: ‘Alles wat ik schilder wordt afgebroken en verdwijnt vervolgens, daarom schilder ik ook nooit mijn eigen vrouw.’

De niemandslanden lijken op het doek een verlaten en eenzaam Amsterdam. Kunstcritici noemden hem indertijd melancholisch. Hoewel hij dit zelf niet zo heeft ervaren, vond hij het wel chique klinken. De verlatenheid en eenzaamheid wordt versterkt door het feit dat Huig nooit mensen op de schilderijen afbeeldt. Hij vindt mensen te beweeglijk en te onrustig, terwijl hij juist iets anders wilt bereiken met zijn kunstwerken.

Huig speelt graag met de hoogte en diepte. Aangezien Nederland zo plat is, moet hij de diepte zelf vaak bewerkstelligen door de exacte weergave te veranderen en bijvoorbeeld bepaalde gebouwen naar voren te halen en andere juist hoger of lager te schilderen. Wat daarnaast opvalt is dat hij extra’s toevoegt aan het kunstwerk. Hij schildert kerktorens op plekken waar helemaal geen kerk zichtbaar is, of hij schildert een verdieping extra op een gebouw.

Ook tekent hij vaak bouwwerken die honderd meter naar links of rechts staan van zijn standplaats en dus eigenlijk niet daar thuis horen toch in de compositie. Zelf zegt hij hierover: ‘Ik teken dan een bepaalde plek en de gebouwen of lege ruimten die me niet aanstaan vul ik op met een gebouw dat me wel aanstaat.’ Overigens staan zijn schilderijen hierdoor in schril contrast met de etsen en tekeningen die volledig historisch-topografisch correct zijn.

Op veel van zijn schilderijen staan kerken, zijn voorkeur gaat hier naar uit omdat het zulke mooie bouwsels zijn en de vorm hem erg aanstaat. Bovendien ontstaat hierdoor ook makkelijk de beoogde diepte en hoogte omdat kerken overal boven uit steken. Behalve kerken keren ook vuilniszakken, afvalbakken, vlierbesstruiken en stapelwolken telkens terug als onderdeel van de kunstwerken. Met name de wat onheilspellende wolkenluchten zijn sfeerbepalend voor de schilderijen.

Het schilderij is een afbeelding van de Westerdokskade met het spoorwegemplacement, kijkend in richting van Centraal Station vanaf het IJ. Op achtergrond zijn de torens van rooms-katholieke kerk ‘De Posthoorn’ van dichtbij weergegeven, terwijl deze in werkelijkheid heel ver weg stond. Het koffiehuisje waar de havenmensen koffie dronken stond eigenlijk veel verder naar links. De vuilniszak en -bak waren er in werkelijkheid niet, net als de vlierbesstruik. Andere details zoals de postertjes op de ramen van het koffiehuisje zijn wel weer natuurgetrouw weergegeven.

Bovenstaand citaat is afkomstig uit een niet gepubliceerde gespeksnotitie met Henk Huig door Anouk Wieleman (namens het Amsterdam Museum) uit 2007.

Voor de werken van Henk Huig in het Stadsarchief Amsterdam kun je kijken in de Beeldbank.

Wil je meer weten over dit schilderij van Henk Huig, klik dan hier.