Zes van de meubelen – het grote buffet, de wandetagère, de kolenbak, de turfkist en de twee bahuts - bevonden zich sinds de jaren 60 in het depot van het museum en kwamen nu voor het eerst weer eens voor de dag. Alle meubelen behoren tot één ensemble dat waarschijnlijk rond 1870 door de Parijse firma Mercier Frères is vervaardigd voor de eetkamer van Herengracht 502, in opdracht van het echtpaar Van Loon-Borski, de toenmalige eigenaren.
Typerend voor meubilair uit deze tijd is de imitatie van een historische hofstijl - hier het achttiende-eeuwse neoclassicisme - gecombineerd met meer eigentijdse trekjes. Het meubilair is bedoeld om te imponeren; een ostentatief gebruik van luxe materialen, zware volumes en realistisch houtsnijwerk maken duidelijk dat de eigenaren tot de zeer rijke Amsterdammers behoren. Bovendien is de functie van het meubilair erg specifiek; het diende uitsluitend ter aankleding van de eetkamer en elk stuk had daarbinnen weer een vaste plaats en een eigen rol. Kenmerkend zijn tenslotte nog de technische innovaties in de ontwerpen. Ik zal me in dit stukje beperken tot het belangrijkste meubel uit de set, het grote buffet dat gerestaureerd werd door Bianca de Góes (stagiaire Universiteit van Amsterdam).
De voorliefde voor een theatraal effect wordt misschien wel het best gedemonstreerd in het grote buffet, dat recht tegenover de schouw stond. Zo’n 2.40 m breed en 1.80 m hoog vormt het een echt statement met een strenge classicistische opbouw, verlevendigd door bloemenkransen, rozetten, voluten en vrouwenkoppen. Het formaat imponeert; dit is overduidelijk een zwaar en niet gemakkelijk verplaatsbaar stuk. Wat blijkt echter: een uitgekiende constructie maakt het relatief eenvoudig te demonteren in onderdelen die wel hanteerbaar zijn. Met slechts een schroevendraaier en een drevel kunnen een tiental schroeven en bouten losgedraaid en het meubel uiteengenomen worden.
De grotere bladen en panelen in het ensemble zijn meestal van populieren blindhout dat gefineerd is. Daarbij is fraai getekend notenfineer toegepast aan de zichtzijde en meest eikenfineer aan de andere zijde. Deze toepassing van noten als het sierfineer met eiken of mahonie als het ‘tegenfineer’ was relatief nieuw en werd mogelijk gemaakt door een goedkopere productiemethode. Waar fineerbladen voordien nog gezaagd werden met een fors materiaalverlies door de dikte van de zaagsnede, konden nu van een nat gemaakte stam hout met een zwaar mes vrijwel zonder verlies dunnere bladen fineer machinaal gestoken worden. De nieuwe productiemethode had gevolgen voor de prijs van het fineer. Zo werd het zelfs rendabel om ook van goedkopere houtsoorten fineren te gaan steken. Dit had weer consequenties voor de meubelconstructies. Het loonde nu om de achterzijde van een paneel met een goedkoop fineer te belijmen waardoor het paneel minder tot kromtrekken geneigd was dan bij éénzijdige belijming. Bovendien was op die manier het lichtgekleurde en goedkope populierenhout aan het oog onttrokken en leek het alsof het hele meubel van degelijk eiken geconstrueerd was.
Ondanks het zogenaamde ‘tegenfineren’ bleef zo’n paneel natuurlijk wel krimpen en uitzetten bij wisselende luchtvochtigheid, wat tot grote scheuren kan leiden wanneer het gefixeerd is in een constructie. Waarschijnlijk zijn om die reden de regels en klampen waarmee de panelen verbonden zijn vaak uitgevoerd in dezelfde draadrichting als de panelen, waardoor een vergelijkbaar krimp- en uitzettingsgedrag te verwachten valt. Bij regels en klampen dwars op de houtdraadrichting van het paneel betekent dit dat ze ‘kras’ uitgevoerd zijn – de houtdraad van de regel/klamp staat haaks op de lengte. Zo’n doordacht ontwerp geeft blijk van de hoge kwaliteit van het meubel.
Het meubel is modieus. In diverse contemporaine catalogi zijn verwante ontwerpen te vinden. De verspreiding van nieuwe meubelontwerpen via regelmatig gepubliceerde catalogi is een nieuw 19de-eeuws fenomeen. Hiermee konden meubelmakers én hun klandizie op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen.
Nu de tentoonstelling in Den Haag is afgelopen, leek het ons gepast het gerestaureerde buffet weer terug te brengen naar de Herengracht, in het interieur waar het ooit voor bedoeld was.