Robe à la française

De robe sac (zie deel 1 van deze blog), die in Nederland sak werd genoemd, paste zich rond 1730 aan bij de modieuze brede rokken, gevormd door getailleerde zijnaden met uitspringende heupplooien. Hieruit kwam de robe à la Française voort. De dubbele platte rugplooien bleven, maar dienden nu enkel nog als versiering. Door een rijgsel in de voering aan te trekken stond de geplooide bovenstof uit en kwam deze niet onder druk te staan. Het nauwsluitende lijfje had driekwartmouwen met engageantes. De rok viel aan de voorkant open over een onderrok. Uit zuinigheid werd de onderrok soms vervangen door een tablier (schort of los rokpand). De robe à la Française werd in Nederland ook in de tweede helft van de achttiende eeuw sak genoemd.

De hofjapon, de grande parure, kon een omvang bereiken van ruim twee meter breed  en werd versierd met strikken, bloemen, borduurwerk, linten, parels en edelstenen. Tot aan het begin van de Franse revolutie in 1789 werd deze japon nog gedragen aan het hof, bij ceremoniële gebeurtenissen en in het theater. 

Robe à l'anglaise

In Frankrijk droegen de dames vanaf het begin van de achttiende eeuw de robe à la Française. Engelse dames droegen daarentegen liever een in de rug aansluitende japon. In de jaren 1780 maakten de Franse kleermakers zich meester over deze japonvorm, waarbij de snit iets werd aangepast en de japon de naam robe à l Anglaise kreeg. Pas nadat deze robe door Frankrijk werd overgenomen en in Franse modeprenten werd getoond, werd hij in heel Europa populair. In de getailleerde rug van het lijfje werden soms baleinen aangebracht. De rok werd geplooid aangezet; afhankelijk van de mode op dat moment had de robe à l’Anglaise wel of geen sleepje.

Robe à la polonaise

De zogenaamde robe à la polonaise is het antwoord op de omstreeks 1770 langer wordende overkleed. De robe werd in de jaren 1776-1787 veelvuldig gedragen en bestond uit een lang overkleed, waarvan de rok aan de voorzijde open was, en bijbehorende onderrok. Het lijfje kon zowel à la Française als à l’Anglaise zijn gesneden. De draagster kon door middel van koordjes het overkleed ophalen of neerlaten. Aan de binnenkant is een dun koordje in de taille genaaid, via speciale openingen in de stof kan deze buiten om de zoom heen worden gehaald om aan de binnenkant te worden bevestigd met een haak en oog. Of er kon een koordje van binnenuit om de zoom worden geleid en aan de buitenkant worden vastgemaakt met een lus om een knoop. De robe à la polonaise kon dus op twee manieren worden gedragen: ‘gewoon’ met een sleepje of à la polonaise waarbij het overkleed aan de achterkant op twee punten is opgenomen. Bij de drie draperieën die dan ontstaan, was het de bedoeling dat die van opzij langer waren dan de achterste.

Een keur aan modes volgt

Na 1775 volgden de modes elkaar snel op, zo verschenen er diverse ‘oosterse’ japonnen die onder andere waren geïnspireerd op het theater: robe à la levite, robe à la turque, robe à la levantine, robe à la sultane en de circassienne.

De chemise à la reine of robe en chemise werd door Marie Antoinette (1755-1793) geïntroduceerd in de vroege jaren 1780. In contrast met de contemporaine hofkleding was de japon licht, eenvoudig en soepel. De chemise à la reine bestond uit meerdere lagen mousseline, die losjes waren gedrapeerd, met rond het middel een lint.

Literatuur:

En Vogue! Mode uit Frankrijk en Nederland in de 18de eeuw, Gemeentemuseum Den Haag, Zwolle 2005.

Aileen Ribeiro, Dress in Eighteenth Century Europe 1715-1780, 1985.

M.A. Ghering-van Ierlant, Vrouwenmode in Prent, modeprenten 1780-1930, Amsterdam 2007.

François Boucher, Histoire du Costume, Paris, 1965.

Ietse Meij, Haute Couture & Prêt-à-porter; Mode 1750-2000, Gemeentemuseum Den Haag, 1998.

 

In deel 1 van deze blog over japonnen in de achttiende eeuw bespreek ik de mantua en de robe sac.

Dit artikel is ook gepubliceerd op Modemuze.nl.