Reconstructie tweedeurskast

Nadat vorig jaar door Fa. Bruijs en Streep een nieuw raamluik en schot waren geïnstalleerd, is nu ook de nog ontbrekende tweedeurskast gebouwd, door meubelmaker-timmerman Samo Matthes uit Amsterdam.

Deze kast stond in de noordoostelijke hoek van de kamer, maar is er ooit verwijderd, waarschijnlijk toen de kamer als bibliotheekopslag[1] ging functioneren. Nu we de provisiekamer weer in zijn oude staat willen herstellen, ligt reconstructie van het meubel voor de hand.

Het formaat van de kast is gebaseerd op sporen op de wand en het plafond. Bij herhaalde verfbeurten zijn namelijk verfruggen ontstaan langs de randen waar de kast op de wanden en zoldering aansloot. Dit geeft ook nu nog de contouren, de buitenmaten van de kast weer.

Onderzoek en ontwerp

Er waren echter geen aftekeningen van de kastplanken te vinden. Ik heb dit als een aanwijzing opgevat dat het hier oorspronkelijk om een gesloten kast ging, met een dicht achterschot, zijden en deuren. We gaan ervan uit dat de oorspronkelijke kast in de provisiekamer uit de begintijd van het huis stamde, omdat men bij de plaatsing rekening gehouden heeft met het grote schoorsteenkanaal aan de rechterzijde en de kruiskozijnen aan de linkerzijde welke beiden uit de bouwtijd stammen.[2] Voor de verdere vorm en detaillering van de kast is vooral gekeken naar het voorbeeld van een andere, nog bewaard gebleven eind zeventiende-eeuwse wandkast op de tweede verdieping van het huis.[3]

Een prettig hulpmiddel bij dit soort exercities is het tekenprogramma ‘Sketch-up’. Dit programma geeft de mogelijkheid 3D-ontwerpen te maken die desgewenst omgezet kunnen worden naar maatvaste doorsneden en aanzichten. Het vergemakkelijkt de communicatie tussen opdrachtgever en uitvoerder aanzienlijk.

De vervaardiging

Hoewel het ontwerp voor de nieuwe kast tot in detail was uitgewerkt, wordt natuurlijk pas bij uitvoering door de meubelmaker duidelijk of het ook klopt. In een oud pand als museum Willet is bijvoorbeeld bijna niets haaks of waterpas. Om daar oplossingen voor te verzinnen geeft extra werk. Voor een overtuigend resultaat is verder essentieel dat bij de vervaardiging traditionele technieken worden gebruikt. Want zelfs wanneer de buitenzijde geschilderd is, geven de kleine oneffenheden van de toognagels of het handgeschaafde oppervlak van het hout een authentiek effect. Van groot belang is ook dat het schilderwerk uitgevoerd wordt met een lijnolieverf die naar verwachting op vergelijkbare manier zal verouderen als de rest van het interieur (Uitvoering: SBS schilders, Hillegom).

Het interieur van de kast zal overigens ongeverfd blijven; de 1¼ duims (32 mm.) kastplanken worden alleen met papier afgedekt. En dan zetten we er natuurlijk oud serviesgoed op.

 

[1] Van ca. 1930 tot 1960 huisde het Kunsthistorisch Instituut op de bovenverdiepingen van het museum.

[2] Beide, zowel het schoorsteenkanaal als de kruiskozijnen zijn sindsdien gemoderniseerd en aangepast.

De kruiskozijnen zijn rond 1740 tijdens de bewoning door Willem Gideon Deutz vervangen door één groot schuifraam waarvan het kozijn nog steeds aanwezig is. Het schoorsteenkanaal is in 1952 aangepast ter behoeve van de aanleg van een ventilatiekanaal voor de cv-installatie. Het formaat van het schoorsteenkanaal, is alweer op basis van sporen, gesuggereerd met gipsplaat en stucwerk tijdens de herstelwerkzaamheden van 2014.

[3]Dendrochronologische datering van het hout van deze kast door Stichting Ring wees uit, dat het om Baltisch eiken gaat dat gekapt is circa 1697(± acht jaar), kort na de bouwtijd van het huis.