Een zieke oude man krijgt op zijn sterfbed de hostie toegediend, zoals onder katholieken nog steeds gebruikelijk is. Hij braakt de hostie echter uit met zijn voedsel, waarop zijn verzorgster het braaksel in de haard werpt. De hostie blijkt echter ongevoelig voor het vuur. Wanneer de verbaasde verzorgster hem de volgende dag uit de nasmeulende haard haalt zonder zich te branden, legt ze hem in een kist en waarschuwt een priester. Hij neemt de hostie mee naar de Oude Kerk. De volgende dag ligt de hostie echter weer in de kist bij de oude man in huis. De priester besluit dat de hostie dit keer in een eerbiedige processie moet worden vervoerd naar de kerk. De plek van dit wonder in de Kalverstraat wordt al gauw een bedevaartsoord, vooral wanneer twee jaar later de hostie in een monstrans een plaatsje krijgt in het tot kapel omgebouwde huisje van de oude man.

De doeken van Jacob Cornelisz. Van Oostsanen, waarop enkele scènes uit de geschiedenis van het Mirakel zijn te zien, zijn afkomstig uit de kapel. Ze dateren van omstreeks 1515. Oorspronkelijk was het één lange, horizontale banier. Waarschijnlijk is het doek verknipt tijdens de Alteratie, de overgang naar de protestantse stadsregering in 1578.
Hoewel onvolledig bewaard, behoren deze doekschilderingen tot de grootste schatten van het Amsterdam Museum. De plaats van het wonder ligt op steenworp afstand van het museum, in de huidige Kalverstraat. Verwante stukken die Van Oostsanen van het Mirakel maakte, zijn: 'Omstanders bij de toediening van de hostie' en 'De processie; Het plaatsen van de hostie in de monstrans; Een vrouw knielt bij de kist'. Daarnaast heeft het museum twee bijzonder fraaie processievaandels, die werden meedragen tijdens de Stille Omgang.

Klik hier voor meer informatie over het object.