Binnenkort, op 21 maart, vindt de Stille Omgang plaats. Deze ommegang gaat terug op de Mirakelprocessies, die in de Middeleeuwen door de oude binnenstad van Amsterdam trokken. Een hostie die niet wilde branden trok jaarlijks talloos veel pelgrims naar de Heilige Stede. Zij kochten daar kleine tinloden plaatjes als aandenken aan hun vaak lange en zware reis. En soms lieten zij ook wat achter. Een pelgrimsinsigne dat in 1988 bij opgravingen aan het Rokin uit de Amstelbedding is opgediept, is daar een stille getuige van. Het brengt ons naar Aken.
#020today: Pelgrimsinsigne met Spiegel
Bijzonder insigne uit Aken in Amsterdamse bodem
Daar weet de diepreligieuze Karel de Grote de hand te leggen op een aantal uitzonderlijke relieken, zoals het kraamkleed van Maria, de lendendoek van Christus, de onthoofdingsdoek van Johannes de Doper en de uit de kousen van Jozef vervaardigde windselen waarin het pasgeboren Christuskindje werd gewikkeld. Deze relieken worden ondergebracht in de kapel van de paleisburcht. In 809 worden de heilige voorwerpen in het bijzijn van Keizer Karel aan het opgetrommelde volk getoond. De toning is een groot succes en wordt een jaarlijks terugkerend ritueel.
Na de dood van Karel en het uiteenvallen van het Karolingische Rijk verdwijnen de relieken om halverwege de Middeleeuwen weer op te duiken. In 1165 wordt Karel heilig verklaard, waarna zijn resten in het kostbare ‘Karlschein’ worden overgeheveld en naar de Dom worden overgebracht. In 1238 volgen de ‘Vier groβen Heiligtümmer’. Zij worden in het ‘Marienschrein’ naast Karel geplaatst. Voeg daar nog een wonderdadig Mariabeeld aan toe en het wordt dringen geblazen in de kleine kapel.
Grote stromen pelgrims buitelen over elkaar heen om een glimp van al dat heiligs op te vangen. Op hoogtijdagen wordt niet alleen gevreesd voor het welzijn van de reizigers in naam van God, maar ook voor die van de geestelijken én van de talrijke, in uiterst kostbare schrijnen verpakte relieken. De uit de hand gelopen situatie noopt tot ingrijpen. De toningen worden verplaatst naar de dwerggalerij, hoog boven het op de binnenplaats samengepakte volk. De relieken hebben nu een groter bereik. En de pelgrims hebben een probleem. Zij zijn niet langer in staat om de relieken met hun insignes aan te strijken en deze zodoende met de kracht die van de relieken uitgaat te laden.
In Aken wordt in de eerste helft van de vijftiende eeuw een oplossing gevonden; het spiegelinsigne wordt geïntroduceerd. De pelgrim verlaat zich hiermee op heidense gebruiken. Door een in het insigne verwerkt spiegeltje op de getoonde relieken te richten, wordt de heilige kracht alsnog gevangen en mee naar huis genomen. Eenmaal thuis wordt het spiegelende plaatje op bijvoorbeeld een stukje brood gericht waardoor de ingesloten kracht weer losgelaten en overgedragen wordt. Het aldus geladen brood kan vervolgens aan zieken en behoeftigen te eten worden gegeven. Dit gebruik van spiegelinsignes wordt overgenomen door andere bedevaartsoorden, die eveneens met grote stromen pelgrims te maken hebben en daarom tot openbare toningen zijn overgegaan.
De meeste pelgrims verbleven in het Sint-Pietersgasthuis. Mogelijk heeft een van hen dit plaatje daar verloren, maar het kon ook gebeuren dat een pelgrimskleed na het overlijden van de eigenaar, met speldjes en al in de Amstel gegooid werd. Het insigne dat ter hoogte van het Rokin in de rivierbedding gevonden is, toont de tunica - het hemd van Maria- en het wonderdadige Mariabeeld. Het spiegeltje dat in het middenregister heeft gezeten is verdwenen. De gekleurde plaatjes die aan de achterzijde zijn aangebracht om de speldjes op te fleuren zijn vergaan; wat overgebleven is, is een zeldzaam gaaf insigne. Met recht een museumexemplaar, maar ook een topstuk binnen de collectie. En och, die arme en vermoeide pelgrim; als hij toch eens wist hoe het, het door hem zo gekoesterde kleinood is vergaan…
Dit spiegelinsigne is één van de twaalf pelgrimsinsignes die nu te zien zijn in zaal 0.2 van het Amsterdam Museum: ‘Mirakelstad Amsterdam vóór 1578’.
919 keer bekeken