In de grondwet van Thorbecke (1848) stond een aantal uitgangspunten die nog steeds essentieel zijn voor de Nederlandse maatschappij: vrijheid van godsdienst en scheiding van kerk en staat. Dat betekende dat katholieken net zoveel rechten zouden moeten hebben als protestanten. Voor het eerst sinds eeuwen kwamen er nieuwe katholieke kerken. En onder leiding van de Paus werd de oude katholieke organisatie hersteld in Nederland. Dit tot afschuw van veel protestanten. In april 1853 was er een groot protest van protestanten tegen dit herstel van de bisschoppelijke hiërarchie. Koning Willem III steunde de ‘Aprilbeweging’ en het kabinet trad af. Maar de katholieken hadden de grondwet aan hun kant en de nieuwe bisschoppen kwamen er.
De strijd om gelijke rechten voor katholieken is verweven met de Schoolstrijd. Sinds 1917 staat in de grondwet dat bijzondere scholen evenveel recht op overheidssubsidie hebben als openbare scholen. Met andere woorden: een katholieke basisschool krijgt in Nederland evenveel geld van de staat als een protestantse, islamitische óf openbare school. Dit historische wetsartikel maakte een einde aan de Schoolstrijd, die stamt uit de 19de eeuw.
Islamieten waren er in de 19de eeuw nog niet in Nederland, maar katholieken en protestanten des te meer. En zij wilden staatssteun voor hun scholen. Voorheen waren ‘openbare’ scholen feitelijk hervormd (dus protestants), maar katholieken en gereformeerden wilden hun eigen onderwijs geven, op kosten van de staat. Daar tegenover stond een groeiende groep 19de-eeuwers die vond dat onderwijs en geloof gescheiden moesten zijn en die fel gekant waren tegen elke ‘indoctrinatie’ van kinderen. Toch stemden de tegenstanders uiteindelijk in met de gelijkstelling van bijzonder en openbaar onderwijs in 1917, omdat ze er iets belangrijks voor terugkregen: algemeen mannenkiesrecht. Daarover meer in een volgende blog.
Kom meer te weten over deze kwesties in het dilemmaspel in de tentoonstelling.