De meeste heiligenlevens zijn historisch gezien niet of slecht gedocumenteerd. Zo niet het levensverhaal van de heilige Martinus, bisschop van Tours. Zijn eerste vita verschijnt als het onderwerp van devotie nog op deze aardbol rondstapt. Na zijn dood volgt een aanvulling. Gregorius van Tours, één van zijn opvolgers, stelt in de zesde eeuw een uitgebreider levensverhaal op schrift, dat –zoals het een toekomstige heilige betaamt- doorspekt is met wonderen en goede daden.
Grondlegger van het Christendom in Frankrijk
Martinus, de grondlegger van het Christendom in Frankrijk, wordt rond 316 als zoon van een Romeins magistraat in Hongarije geboren. Hij brengt zijn jeugd in Pavia door waar zijn vader in het leger dient. Ook deze appel valt niet ver van de boom; zoonlief wordt ruiter in Gallië.
Op een koude winterdag, als hij met zijn regiment in Amiens gelegerd is, rijdt hij de stadspoort binnen. Een halfnaakte bedelaar vraagt hem om een kleinigheid. Martinus, die geen geld bezit, trekt zich het lot van de arme en verkleumde man zeer aan. Zonder aarzelen trekt hij zijn zwaard, snijdt zijn mantel in tweeën en geeft een deel aan de arme man. 's Nachts verschijnt Christus in zijn dromen met het aan de bedelaar geschonken stuk van de mantel om zijn schouders geslagen. Martinus begrijpt dat hij door zich om een minderbeelde te bekommeren, een christelijke daad van barmhartigheid heeft verricht. (Matteüs 25:31-46). Hij gooit het roer om en besluit zijn leven aan God te wijden.
Op achttienjarige leeftijd bekeert hij zich en laat hij zich dopen. Voor hem geen wapengekletter meer. Hij verlaat het leger en reist naar Poitiers waar hij in de christelijke leer onderwezen wordt. Als er een stevige religieuze basis gelegd is, trekt hij zich terug in de bossen rond Poitiers en leidt daar het leven van een kluizenaar. In 361 sticht hij het eerste klooster op Franse bodem. Een tiental jaren later wordt hij tot bisschop van Tours gekozen. Hij aanvaardt dit ambt maar zweert de daarbij behorende weelde af. Tot aan zijn dood in 397 leidt hij een sober leven. Zijn laatste rustplaats vindt hij in Tours waar boven zijn graf een kleine basiliek opgetrokken wordt. Enkele decennia later maakt een rijke pelgrim de bouw van een grotere kerk mogelijk. Een reliekschrijn met gouden koepel herbergt sindsdien zijn aardse resten.
Verering
Martinus is een van de eersten, die openlijk als heilige wordt vereerd. Hij verricht tijdens zijn leven ontelbaar veel wonderen maar als er zich op zijn graf nog meer wonderbaarlijke gebeurtenissen voordoen, verbreidt zijn naam en faam zich razendsnel. Tours wordt hét nationale bedevaartsoord van Frankrijk. Behalve in Tours en Frankrijk wordt hij op tal van andere plaatsen in Europa vereerd. Vrijwel elk dorp en elke stad heeft dan een aan Martinus gewijde kerk. In de Noordelijke Nederlanden concentreert zijn verering zich op het Sint Maartensaltaar in de Utrechtse Dom dat - naast het stof dat op zijn graf lag - sinds 1519 ook een armbot van de Franse bisschop herbergt.
Iconografie
Zijn zijn relieken schaars, het aantal afbeeldingen van deze alom vereerde heilige daarentegen is talrijk. Niet in de minste plaats vanwege het grote aantal Martinuskerken. Elk van deze vele vroege kerken bezat immers zijn beeltenis. Sint Martinus is bij het uitgaan van de Middeleeuwen dan ook zeer geliefd. Hij wordt doorgaans op twee manieren weergegeven; als barmhartige soldaat met kreupele man aan zijn zijde of als bisschop in vol ornaat.
Pentekening "Sint Maarten en de bedelaar"
Het Amsterdam Museum beschikt over een gewassen pentekening van 'Sint Maarten en de bedelaar' uit 1631. De Haarlemse tekenaar Jan Philipsz. van Bouckhorst heeft daarbij vermoedelijk de zilveren drinkbeker van het Haarlemse brouwersgilde Sint Maarten voor ogen gehad. Letterlijk, want de deksel van de door Ernst Jansz. van Vianen en Jacob Pietersz van Alckemade vervaardigde beker wordt door een vergelijkbare afbeelding bekroond. Hoewel dit beeldje aan de universele weergave van deze gebeurtenis voldoet, doet de sterk overeenkomende positie vermoeden dat Van Bouckhorst dit pronkstuk heeft gekend. De beker is naar een voorbeeld van Hendrick de Keyser gemodelleerd. Dat houdt de mogelijkheid open dat de Haarlemse kunstenaar niet door het Sint Maartensgilde maar juist door De Keyser geïnspireerd is geraakt.
Op de feestdag van Sint Maarten wordt deze tekening voor even in de schijnwerpers gezet. En daarna? Daarna is het "ik loop hier met mijn lantaarn; daarboven stralen de sterren; het licht is aan; ik loop vooraan; het licht is uit ... ik ga naar huis".