Van Vooreiland naar Bickerseiland
Het Amsterdamse Bickerseiland ontleent zijn naam aan zijn zeventiende-eeuwse eigenaar Jan Gerritsz Bicker (1591-1653). Als onderdeel van de Westelijke Eilanden wordt het Bickerseiland, dat aanvankelijk nog Vooreiland heet, tijdens de derde stadsuitleg (1613-1625) aangelegd. Er ontstaat omstreeks 1630 een klein buurtje, dat naar het aantal aanwezige woningen ‘Zevenhuizen’ wordt genoemd.
Als koopman en reder Jan Bicker het eiland in 1631 van de stad koopt, legt hij er scheepswerven, woon- en pakhuizen aan, inclusief een groot woonhuis voor zichzelf, met drie verdiepingen en een toren. Vanuit de toren kan hij zijn schepen vanaf de Zuiderzee en het IJ volgeladen Amsterdam binnen zien varen.
Scheepswerven en teerkokerijen
Bickers scheepswerven vormen een grote aanwinst voor de industrie in het westen van de stad. Er ontstaat op en rond de Westelijke Eilanden zo een belangrijk centrum van scheepsbouw, met pakhuizen, lijnbanen, timmerwerven, ijzersmederijen, teerkokerijen en houtzagerijen. Tijdens de Napoleontische oorlogen en Franse overheersing raken de handel en industrie in het slop, maar koning Willem I weet de scheepsbouw hier weer vlug uit te trekken.
Deze opleving van industrie op het Bickerseiland duurt tot 1890. De komst van ijzeren stoomschepen aan het einde van de negentiende eeuw verdringt echter de bouw van houten zeilschepen. Eind negentiende en begin twintigste eeuw sluit de ene na de andere werf op het Bickerseiland zijn deuren.
Het werkelijke verval zet echter pas tijdens de Tweede Wereldoorlog in. De bedrijvigheid bereikt een dieptepunt en veel bewoners trekken weg van het eiland, op zoek naar een beter heenkomen. Hoognodige restauraties aan woningen en pakhuizen worden niet meer uitgevoerd. Het zijn kunstenaars zoals Jef Diederen en Jan Sierhuis die het eiland in de jaren na de oorlog herontdekken, om er te gaan wonen en werken.
Expressionistisch schilderen
Jan Sierhuis (1928-) groeit tijdens de depressie op in Amsterdam. Zijn familie wil dat hij het beroep van huisschilder kiest. Om dit te bereiken, bezoekt hij de ambachtsschool. Toch voelt Sierhuis zich het meest aangetrokken tot het kunstenaarschap. Tijdens een avondopleiding aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam krijgt hij onder andere les van de expressionistische schilder Jan Wiegers.
Tegelijkertijd raakt Sierhuis aan het eind van de jaren ’40 betrokken bij de CoBrA-groep, die op een kleurrijke manier werken uit spontane expressie laat ontstaan. Uit de kunst van Karel Appel, Corneille, Cézanne, Matisse en de Vlaamse Isidore Opsomer, met wie Sierhuis een jaar in Antwerpen werkt, haalt hij inspiratie voor zijn eigen expressionistische kunst.
Hoewel Sierhuis voor zijn kunst de hele wereld over reist, blijft hij zich altijd Amsterdammer voelen. Aan het begin van de jaren ’50 worden verschillende plekken in Amsterdam door hem vastgelegd, waaronder het Prinseneiland (1954) en het Bickerseiland (1951). Beide schilderijen zijn tot stadscollectie verworden: het Prinseneiland bevindt zich in de collectie van het Stedelijk Museum, het Bickerseiland behoort toe aan het Amsterdam Museum.
Lijnen in kleur
Het schilderij van het Bickerseiland maakt een felle en turbulente eerste indruk. Kleurrijke lijnen en vormen dwarrelen door het beeld en klampen zich aan elkaar vast om grotere gehelen te vormen. In de vormen kunnen enkele panden en pakhuizen aan een gracht ontward worden, evenals de karakteristieke bogen van een spoorwegviaduct.
In de gracht voor de gebouwen liggen wat bootjes langs de kade aangemeerd. De ladder aan de rechterzijde vormt een bewijs dat er op het eiland gewerkt wordt, een verwijzing naar het bedrijvige verleden van dit industriële stukje Amsterdam. Het Bickerseiland is zo in oude glorie vastgelegd, voordat het in de decennia erna opgeslokt wordt door grote stadsvernieuwingsprojecten in Amsterdam.
De tentoonstelling 'Made in Amsterdam' is tot en met 31 juli 2016 te zien in het Amsterdam Museum.