De stoeterij van Napoleon telde 80 witte paarden, die alleen door Napoleon bereden werden. De keizer had de gewoonte om deze edele dieren niet alleen te vernoemen naar hun herkomst of karakter, naar historische figuren of zijn talrijke minnaressen, maar ook naar zijn successen. Zo kon het gebeuren dat zijn lievelingspaard, dat naar verluidt in 1797 in zijn bezit kwam, in 1800 Marengo gedoopt werd, naar de slag die Napoleon in de Noord-Italiaanse plaats leverde.
De Australische auteur Jill Hamilton heeft onderzoek gedaan naar Napoleons trouwe metgezel. Haar bevindingen heeft ze opgetekend in 'Marengo, the myth of Napoleon’s horse'. Ze raakte daarbij al snel op een dood spoor; Marengo’s naam komt niet voor in de registers van de keizerlijke stallen. Hamilton kwam tot de conclusie dat Marengo mogelijk de bijnaam was voor een paard dat eerder al onder de naam 'Ali' door het leven ging. Ali werd, amper zes of zeven jaar oud, in 1799 door Napoleon buitgemaakt tijdens zijn expeditie naar Egypte. De kleine schimmel stond echter op stal tijdens de slag bij Marengo.
In 1815, na de vernietigende slag bij Waterloo, kwam Marengo in vreemde handen terecht. Het door een Britse officier buitgemaakte paard werd verkocht aan luitenant-generaal Angerstein van de Grenadier Guards. Die probeerde Marengo tevergeefs als fokpaard in te zetten. Marengo verwisselde opnieuw van eigenaar om vervolgens tentoongesteld te worden aan een zich vergapend publiek in Londen. De glans, waarmee de eens gevreesde Napoleon omgeven werd, ging over op het paard. Zijn laatste jaren bracht Marengo in de anonimiteit door.
(Onderzoek en tekst: Suzette van 't Hof)