Naar aanleiding van de tentoonstelling ‘Buurtwinkels’ in het Amsterdam Museum heeft de Dienst Onderzoek en Statistiek onderzocht hoe het gesteld is met het imago van de buurtwinkels in Amsterdam. Uit een enquête onder 600 panelleden van O+S blijkt dat Amsterdammers een positief beeld hebben van buurtwinkels. Wanneer wordt gedacht aan buurtwinkels is bij maar liefst 90% van de Amsterdammers de eerste associatie positief. Het meest wordt de gezelligheid en de persoonlijke benadering in de buurtwinkels geroemd. Slechts 2% gaf aan alleen een negatieve associatie te hebben bij de buurtwinkel.
De favoriete buurtwinkel van de Amsterdammer is de bakker, maar de (Turkse) groenteman is bijna even populair. De fietsenmaker wordt slechts drie keer genoemd als favoriete buurtwinkel. Toch is dit na de bakker de buurtwinkel die het meest trouw bezocht wordt; 39% van de Amsterdammers zegt niet snel naar een concurrent te gaan van zijn ‘eigen’ fietsenmaker. De respondenten werd gevraagd voor welke producten zij speciaal naar een etnische buurtwinkel gaan. Brood, groente en fruit zijn favoriet bij de etnische buurtwinkel, maar ook voor lamsvlees, kruiden en olijven gaan mensen speciaal hierheen. Van de ondervraagden geeft 8% aan dagelijks bij een buurtwinkel te komen, 85% van de Amsterdammers komt wekelijks bij een buurtwinkel. Kwaliteit en goede service worden het vaakst genoemd als reden om naar buurtwinkels te gaan, deze worden op de voet gevolgd door nabijheid en vakmanschap.
Het panel is een aantal stellingen voorgelegd. Ook uit deze stellingen blijkt dat de Amsterdammer een positief beeld heeft over buurtwinkels. Met de stelling: “Een toename van het aantal buurtwinkels zorgt voor een betere sfeer in de buurt” is 38% van de ondervraagden het helemaal eens en 50% is het hier mee eens. Met de stelling: “Buurtwinkels maken de buurt veiliger” is 22% het helemaal eens en 40% van de ondervraagden is het ermee eens.
Buurtwinkels roepen veelal een positieve associatie op en worden door veel mensen bezocht. Dat de buurtwinkels zo gewaardeerd worden, betekent niet dat hier het meeste geld wordt uitgegeven. Van het geld dat men aan boodschappen uitgeeft, wordt meer dan de helft besteed in supermarkten en bijna een kwart in buurtwinkels. Op de vraag wat buurtwinkels zouden moeten doen om in de toekomst te kunnen blijven bestaan, antwoordt 48% dat buurtwinkels meer bijzondere en betere producten zouden moeten aanbieden. Investeren in een goede band met klanten wordt door 41% genoemd en 39% ziet ruimere openingstijden van de buurtwinkel als een oplossing.
Het positieve imago van de buurtwinkels betekent niet dat het aantal buurtwinkels toeneemt. Sterker nog, het aantal buurtwinkels daalt al jaren. Met name de buurtwinkels buiten de winkelstraten hebben het erg moeilijk. In 1975 waren er nog 7347 buurtwinkels, in 2010 zijn dat er 3227. Hoewel het aantal winkels in de stad afneemt, is het aantal vierkante meters winkeloppervlak in Amsterdam toegenomen. Deze schaalvergroting heeft zijn weerslag op de buurtwinkels. In 1975 telde de stad 127 grotere supermarkten. In 2010 zijn dit er 131. Het aantal supermarkten is niet heel erg toegenomen, maar wel het aantal werkzame personen in de supermarkten. In 2010 zijn dit er ruim 2 maal zo veel als in 1975. Hierin is de schaalvergroting dus goed zichtbaar. Met name het aantal vestigingen van Albert Heijn is enorm toegenomen. In 1975 waren dit er nog 34, maar met 70 vestigingen in 2010 is 53% van de grote supermarkten in Amsterdam van Albert Heijn.