Onverklaarbaar bewoonde woning
Wat een achenebbisj buurt was de Jordaan in de jaren zeventig. De omgeving van de Nieuwmarkt en het Waterlooplein was toen een zandvlakte met daartussen verkrotte straten. Fotograaf Pieter Boersma heeft uit zijn rijke archief een selectie gemaakt van de afbraak en nieuwbouw in Amsterdam voor het boek Onverklaarbaar bewoonde woning. Een deel van de foto’s hangt op de tentoonstelling Gevecht om de stad in Galerie Weesperzijde. Pieter Boersma heeft ook veel gefotografeerd voor het Amsterdams Historisch Museum.
“Pieter Boersma is meer dan een goede fotograaf”, schrijft Tjebbe van Tijen in de inleiding van het boek. “Hij is ook een betrokkene, die onze persoonlijke herinneringen heeft vastgelegd. Zonder opsmuk. Foto’s als ankers in ons collectieve geheugen.” Ik tref Pieter Boersma in de galerij en hij vertelt me hoe de anti-metroactievoerders wisten was de gemeente van plan was. Ze hadden de ambtenaren opgeroepen om inside informatie te deponeren in de brievenbus van Keizersstraat 2A. Daar woonde Tjebbe van Tijen indertijd. “Soms wisten we eerder dan de directie van Publieke Werken wat er zou gebeuren”. Zo hoorde de fotograaf over het stiekeme heien van de eerste paal van de Stopera in augustus 1982 en hij fotografeerde de mannen van Publieke Werken in hun corduroy colberts die kijken naar het begin van wat de Stopera zou worden. Van Tijen noemt het nieuwe stadhuis een koekoeksei, zo groot dat niets meer overblijft van het nest waarin het gelegd werd.
Boersma documenteerde de acties in de Nieuwmarktbuurt, de interieurs van de gekraakte woningen, de dichtgetimmerde pandjes en de leuzen op de muren. Zijn boek is een imaginaire reis van de binnenstad naar de Bijlmer, het eindpunt van de vermaledijde metrolijn. Ook daar heeft Boersma oog voor de mensen: een gemeenschappelijk tuintje tussen de honingraatflats en een ontroerende kindertekening van huizen met puntdaken geschilderd op de ruit van een hoogbouwflat. Boersma legde niet alleen het grote gevecht om de stad vast, maar ook voor het kleine dagelijkse gevecht. Op de tentoonstelling is een amusante verzameling foto’s van olifantenpaadjes te zien, de paadjes die ontstaan als voetgangers voor de kortste weg tussen twee punten kiezen in plaats van het voetpad dat de planologen bedacht hebben. Net zo amusant zijn de foto’s van huisjes die de afbraak van hun buurhuizen overleefd hebben en ingekapseld tussen moderne gebouwen getuigen van de eigengereidheid van hun eigenaren.
Toen Boersma zich jaren geleden aanmeldde bij de fotografenberoepsvereniging GfK vonden bestuursleden Ad Windig en Cas Oorthuys zijn foto’s onesthetisch. ‘Als iets rottig is, moet het er ook rottig uitzien’ is het motto van Boersma. Niet esthetiseren, zo direct mogelijk zijn. “Het lukte niet altijd met dat niet-esthetiseren”, zegt hij lachend als ik zeg dat sommige foto’s toch ook prachtige composities zijn. Het is goed dat hij er was en op het juiste moment afdrukte. Dankzij fotografen als Pieter Boersma bestaan er beelden van dit recente verleden van Amsterdam en de strijd van bewoners tegen de ‘city-vorming’.