De slaveneigenaren kregen 300 gulden compensatie per slaaf en velen probeerden vlak voor de afschaffing nog snel gevluchte slaven op te sporen om dat geld op te strijken. De vrijgemaakte slaven kregen niets. Ik heb voorafgaand aan Keti Koti een paar dagen met de button rondgelopen om te onderzoeken wat de mensen die ik tegenkwam wisten van de afschaffing van slavernij. Van de ongeveer 30 mensen met wie ik erover in gesprek ging, was er maar één die wist dat Nederland in 1863 de slavernij afschafte, een Surinaams meisje uit groep 8 dat op snuffelstage was in het Amsterdam Museum. De meesten wisten wel dat het lang geduurd heeft in Nederland. In 1814 was de slavenhandel afgeschaft, maar slavernij bleef bestaan tot 1863, onder andere vanwege discussies over de hoogte van de compensatie. Niemand van de mensen die ik sprak wist dat de vrijgemaakte slaven nog tien jaar op de plantages moesten blijven werken. Na 1873 zouden ze voor een groot deel vervangen worden door contractarbeiders uit Azië.
Geen ver van mijn bed-show
We gaan de button die bedacht is door Perez Jong Loy opnemen in de collectie van het museum. Weer een klein schakeltje in het verhaal van de verbondenheid van Amsterdam met de slavernij in de koloniën. Het is geen ‘ver van mijn bed-show’, zoals wethouder Andree van Es zei op 30 juni op het Surinameplein. Amsterdammers waren betrokken bij de slavenhandel, waren eigenaar van plantages en dus van slaven (ook al was het maar voor 1/50ste deel) of genoten van een kopje koffie met suiker, de belangrijkste producten van de plantage-economie.