Kunstenaars en andere paradijsvogels
Het ruikt er naar water en houtvuren, naar roest en nostalgie, en de ruimtes die het complex telt worden bewoond door zwervers, dromers, ambachtslieden, kunstenaars, filosofen, high-tech-jongens, gekken, heiligen en alles er tussen in. Ze hebben rode neuzen en ingevallen wangen, want in de Conradstraat is het altijd koud, overal.
Zo omschreef Geert Mak in maart 1988 het gekraakte complex aan de Conradstraat, de voormalige pakhuizen van het Rijks Kleding Magazijn van het leger en – even eerder in zijn artikel – een rafelrand in de stad. In het enorme complex huisde wat je de rafelrand van de maatschappij zou kunnen noemen, waarbij vrijheid voorop stond en grenzen niet leken te bestaan. De belangrijkste regel was dat er geen regels waren. De drie Amsterdamse marktkoopmannen die in 1985 het pand kraakten, riepen de Hollandse Vrijstaat Conradstraat uit.
Iedereen was daar welkom – behalve de politie – en het werd al gauw de door Mak beschreven mengelmoes van paradijsvogels. Veel beginnende kunstenaars, junkies, criminelen en psychiatrische patiënten kwamen op het gekraakte complex af. Kunst werd er gemaakt, enorme schilderijen, muziekfestivals, maar af en toe ook projecten die ver voorbij gingen aan het voorstelbare. Zo wilde een bewoner door medebewoners met Pasen gekruisigd worden, hetgeen hem geweigerd werd, dat dan weer wel.
Een anarchistische samenleving
Er ontstond een parallelle samenleving met restaurants, winkels en crèches en zowaar een kinderboerderij. Er liepen zelfs een tijdje zes leeuwen rond in de grote hal... Onderling werd gehandeld en het geld dat van buiten kwam bestond vrijwel volledig uit de uitkeringen van de bewoners. Slechts één van hen had een baan en werd dan ook “de ambtenaar” genoemd. Hij werd ervan verdacht een undercover politieman te zijn. De VPRO zond vorig jaar een mooie documentaire over de vrijstaat uit: http://www.2doc.nl/documentaires/series/radio-doc/2016/De-Conrad.html
De ontruiming
De gemeente Amsterdam besloot echter op de plek van de voormalige magazijnen sociale woningbouw te realiseren. Vanaf halverwege 1987 ontstond er juridisch getouwtrek tussen de gemeente en de bewoners. Een jaar later ging het echt gebeuren: op 18 juli begon de ontruiming. De bewoners van de Conradstraat waren er klaar voor. Dat blijkt wel uit de poster die de dagen voor de ontruiming werd verspreid om publiek naar de ontruiming te lokken. De bedoeling was om ten onder te gaan met een spectaculaire laatste performance.
De poort ging dicht en er werden barricades opgericht, die op de dag zelf in brand werden gestoken. Een buikdanseres stond die ochtend op het dak om de politie af te leiden. De Conradbewoners wilden vooral ludiek verzet leveren. In plaats van koelkasten en wasmachines die bij andere kraakpanden van het dak geduwd werden maakten zijn die van piepschuim, waardoor ze dwarrelend naar beneden kwamen. Trouw recenseerde de ontruiming op de cultuurpagina’s. Niemand van de Conradbewoners werd gearresteerd en er viel geen enkele klap. Buiten bezorgde de kraakbeweging de ME wel een stenenregen, maar achteraf sprak de politie van een relatief rustige ontruiming.
Toch geven de foto’s van Maurice Boyer, die bij de ontruiming was, een spookachtig beeld weer, een apocalyptische sfeer, die deels in scene was gezet: een groots, laatste spektakel van de Hollandse Vrijstaat Conradstraat.