In 1795 verbouwde Daniël de Bruyn (? - 1828) zijn huis aan de Herengracht. Hij woonde er toen al enkele jaren. De kamer met schilderingen van Johannes van Dreght, bevond zich aan de achterkant op de bel-etage. Gezien het representatieve karakter diende deze waarschijnlijk als ontvangstkamer.
De kamer bestaat uit een raamwand met een dubbel raam en een lange wand met een schouw. De tweede lange wand is voorzien van een deur en een schijndeur. De korte wand heeft een dubbele schuifdeur. Het houtwerk is bruin geverfd, maar was oorspronkelijk crème kleurig.
De schouw is gemaakt van bont marmer en bevat wit marmeren reliëfstukken. Daarboven hangt een spiegel met een lijst van gesneden arabesken.
De schilderstukken in de kamer zijn aan de hand van Johannes van Dreght (1737-1807). Hij liet zich voor dit interieur liet inspireren door antieke cameeën, die in zijn tijd werden opgegraven in Herculaneum en Pompeij. Twee van de vier schilderstukken zijn allegorieën, respectievelijk van de zomer en van de herfst. Waar de andere twee naar verwijzen is onduidelijk.
In 1917 moest het pand wijken voor het gebouw van de Nederlandse Handelsmaatschappij aan de Vijzelstraat, dat door K.P.C. de Bazel werd ontworpen. Inmiddels zat er een bedrijf in het pand, Het Woonhuis, dat verhuisde naar de hoek van de Leidsestraat en de Prinsengracht. De betimmering werd meegenomen en in het nieuwe kantoor geïnstalleerd.
Bij de opheffing van het bedrijf in 1973 werd het interieur aan het Amsterdam Museum geschonken, maar deze is nooit opgesteld.
Ter voorbereiding van de verhuizing naar een nieuw depot, zijn de kratten uitgepakt en is het interieur uitgelegd.