Eiland
Tot 1957, toen het eiland Marken door een kade met het vasteland werd verbonden, kwam iedere bezoeker met de boot in het haventje van het vissersdorp aan. De kleine houten huizen aan de kade waren groen geschilderd, net zoals dat nu nog het geval is. Een dergelijke aankomst zal, toen Marken nog een grote vissersvloot bezat, een spectaculaire aanblik hebben geboden. Vooral op zondag als er niet werd gewerkt en alle botters in de haven lagen aangemeerd. Het was om dergelijke folkloristische taferelen dat de eenvoudige vissersgemeenschap in de tweede helft van de 19de eeuw werd ontdekt door vreemdelingen. De eerste waren kunstenaars, die zich voelden aangetrokken door de aanblik van de kleurrijke klederdracht en het dorp met zijn schilderachtige haven, smalle steegjes en vele bruggetjes. In het kielzog van de schilders trokken de toeristen, buitenlanders én dagjesmensen, naar het eiland.

Toeristen
Al in het begin van de 20ste eeuw organiseerde touroperator Jac.P. Lissone boottochten vanuit Amsterdam naar Volendam en Marken. Anderen gingen vanuit de hoofdstad met de Noord-Hollandsche Tram tot Monnickendam of Edam om vandaar met een Marker bootsman in een botter de Gouwzee over te steken. Het vreemdelingenverkeer betekende een groeiende bron van inkomsten voor de arme Markeners. Eén van de eilanders die dat haarfijn doorhad was de legendarische Sijtje Boes. Met haar zakelijk instinct maakte zij van het eiland een toeristenattractie van wereldformaat. Ruim 60 jaar lang liet zij tegen een bescheiden entree haar typisch Markense huisje aan bezoekers zien. Daarbij wees ze op typisch Markense elementen als de ‘gewitwaterde’ wanden die behangen waren met bordjes en prenten, evenals de spanen dozen waarin onderdelen van klederdrachten werden bewaard en de bontbeschilderde bedstede. In het huisje Havenbuurt 21 dreef Sijtje een souvenirwinkel waar ze molentjes, klompen en tulpen verkocht. In 1983 stierf ‘de ongekroonde koningin van Marken’, maar haar winkel doet nog altijd goede zaken.

Beroeps- en pleziervaart
Inwoners van Amsterdam en Marken waren vanouds geen vreemden voor elkaar, vooral op maritiem gebied niet. Zo verhandelden Marker vissers hun vangst eeuwenlang op de opeenvolgende zeevismarkten in Amsterdam (laatstelijk was dat de Vismarkt aan de Geldersekade). Hét baken van Marken was de vuurtoren op de oostpunt van het eiland, bijgenaamd ‘het paard van Marken’. Eeuwenlang vervulde de toren een belangrijke rol voor de scheepvaart van en naar Amsterdam en doet dat trouwens nog steeds, zowel voor de beroeps- als de pleziervaart. Daarnaast verrichten zogeheten Marker waterschepen tot 1824 sleepdiensten op het IJ. De zeilschuiten werden gebruikt om de op scheepskamelen (een soort drijvende dokken) staande zeeschepen over de ondiepte van Pampus de haven van Amsterdam in te slepen. Na de opening van het Noord-Hollands Kanaal in 1824 was dat niet meer nodig. Deze nieuwe zeeverbinding tussen Amsterdam en Den Helder voldeed echter niet. Daarom werd besloten tot de aanleg van een veel korter en minder bochtig kanaal van Durgerdam naar Marken naar een ontwerp van A.F.G. Goudriaan, inspecteur-generaal van Waterstaat. Om verschillende redenen is dit kanaal nooit afgebouwd. Vanuit de lucht is de loop ervan nog goed te zien, ook op Marken zelf. De eilandbewoners spraken overigens niet van ‘het Kanaal’, maar van ‘de Knaal’.

Toeristenbootjes
Vanaf 1900 ging een toenemende stroom toeristenbootjes de haven van Marken aandoen, wat een economische zegen was in een tijd van sterk teruglopende visserijopbrengsten. De route van sommige schepen van grote Amsterdamse touroperators als Lissone en Zur Mühlen liep direct van het IJ via de Zuiderzee (later IJsselmeer) naar het eiland. Kleinere boten voeren heen en weer vanaf speciale steigers in Monnickendam en Edam. Deze veerdiensten, eerst met botters en later met motorboten, sloten aan op de dienstregeling van de in 1888 opgerichte Noord-Hollandsche Stoomtram, die naast het Tolhuis in Amsterdam-Noord zijn begin- en eindpunt had. De kaartjes voor de overtocht naar Marken kostten 50 cent per retourtje. Het eigenlijke vertrekpunt van de tramlijn lag echter niet in Noord, maar bij het in 1919 geopende Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis in het Open Havenfront vóór het Centraal Station. Vandaar brachten snelle bootjes dagjesmensen naar de tram aan de andere kant van het IJ. Het was ook mogelijk om een luxe rondreis met tram en boot te maken, de zogeheten Marken expresse, die een doorslaand succes werd. Sinds 1957 komen bezoekers aan Marken vooral per touringcar, auto of (Hollandser kan het niet) met de fiets.