Met spierwit haar, een leesbril en een groene sweater zit hij zichtbaar te genieten van de regenachtige middag. René is meteen enthousiast als ik vraag of ik hem mag interviewen voor het Amsterdam Museum. Hij is namelijk opgegroeid in het Burgerweeshuis, het pand waar nu het museum in zit. Amsterdamser kan het bijna niet.
Als ik vraag over de Cuyp, begint hij geanimeerd te vertellen. Wat volgens hem zo mooi is aan deze plek, is het samenkomen van verschillende Nederlandse culturen. Van jolige Volendammers tot nuchtere West-Friezen. "En dat verbaast me altijd weer, hoe flexibel dat men met elkaar omgaat", zegt René daarover. "Al die verschillende insteken die hier samenkomen, streekkrantjes en al, horen bij Amsterdam", vindt hij. "Een andere manier van denken, dat is gezond voor een stad."
René vertelt graag over zijn Amsterdam. We kletsen wat weg en af en toe laat René een mooie rokerige lach klinken. ‘Langs het randje lopen’, dat is ook typisch Amsterdams, en dat vind je genoeg terug op de Cuyp. Kraampjes waar nepkrokodilletjes worden verkocht, "dat spannende, ze voelen zich daarom ook helemaal niet crimineel." Hij lacht nog een keer, en vertelt me hoe er vroeger katten als hazen werden verkocht op de markt. Het verschil is niet te zien zonder de pootjes, dus op een gegeven moment moesten die pootjes eraan blijven.
"Nieuwsgierig zijn hoe het gaat met die anderen is wel typisch Amsterdam ja." En de Cuyp is dat dus ook. Beetje het randje opzoeken tussen wat wel en niet kan, maar wel open staan voor iedereen, ook voor niet Amsterdammers. Ik bedank René voor ons gesprek en hij gaat weer lekker verder met zijn krantje lezen. Even wat vertellen over je eigen plekkie, misschien ook wel typisch Amsterdams.